Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-08-2019

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2019:113

Zaaknummer

190040

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat. Raad heeft klacht ongegrond verklaard. Hof bekrachtigt deze beslissing. Wanneer een advocaat en zijn cliënt het niet eens worden over de strategie die moet worden gevolgd naar aanleiding van problemen bij de uitvoering van een vaststellingsovereenkomst, zal de advocaat de opdracht moeten neerleggen of een vervolgopdracht moeten weigeren. Verweerder heeft dit op een juiste en correcte wijze gedaan

Uitspraak

BESLISSING

van 26 augustus 2019

in de zaak 190040

naar aanleiding van het hoger beroep van:

       

klager

tegen:

verweerder

 

1    DE PROCEDURE BIJ DE RAAD VAN DISCIPLINE

De Raad van Discipline in het ressort 's Hertogenbosch (verder: de raad) heeft op 28 januari 2019 uitspraak gedaan op de klacht die klager tegen verweerder heeft ingediend (zaaknummer raad: 18-655/DB/LI). De raad heeft de klacht ongegrond verklaard. De beslissing is op de datum van de uitspraak aan partijen toegezonden.

Het hof verwijst naar de beslissing van de raad, die op tuchtrecht.nl is gepubliceerd als ECLI:NL:TADRSHE:2019:20.

 

2    DE PROCEDURE IN HOGER BEROEP BIJ HET HOF VAN DISCIPLINE

2.1    Verweerder heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de raad. Het hof heeft het beroepschrift (met bijlagen) op 12 februari 2019 per post ontvangen.

2.2    Verder is het hof bekend met:

-    het dossier van de raad;

-    het verweerschrift van 13 maart 2019 van verweerder.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 28 juni 2019. Klager en verweerder zijn bij de mondelinge behandeling aanwezig geweest en hebben hun standpunt toegelicht. In verband daarmee heeft klager pleitaantekeningen overhandigd.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

de belangen van klager niet naar behoren heeft behartigd en met name geen actie heeft ondernomen om de wederpartij en de partijdeskundige te doen overgaan tot uitvoering van de vaststellingsovereenkomst van partijen van 12 juli 2017.

                      

4    FEITEN

Bij de beoordeling van de klacht die klager tegen verweerder heeft ingediend, is de raad uitgegaan van de feiten die zijn weergegeven onder 2 van zijn beslissing van 28 januari 2019. Het hof ziet geen aanleiding om de feiten anders vast te stellen. Daarom zal het hof bij de beoordeling van het hoger beroep uitgaan van de feiten die de raad heeft vastgesteld. 

 

5    BEOORDELING

5.1    Klager is het niet eens met de beslissing van de raad waarbij zijn klacht ongegrond is verklaard. Het hof heeft in hoger beroep onderzoek gedaan naar de bezwaren van klager tegen die beslissing. Dit onderzoek heeft echter geen ander licht op de zaak geworpen, zodat het hof geen aanleiding ziet om anders over de klacht te oordelen dan de raad heeft gedaan. Ter verduidelijking voegt het hof hieraan nog het volgende toe. In deze klachtprocedure staat het gedrag van de beklaagde advocaat centraal en niet de wijze waarop partijen en betrokken derden (klager, zijn buurman en de deskundige) uitvoering hebben gegeven aan een overeenkomst waarbij klager en de buurman hun geschil hebben beëindigd. Wanneer een advocaat en zijn cliënt het vervolgens niet eens worden over de strategie die moet worden gevoerd naar aanleiding van problemen bij de uitvoering van de overeenkomst, zal de advocaat de opdracht moeten neerleggen of een vervolgopdracht moeten weigeren. Verweerder heeft dit op een juiste en correcte wijze gedaan en daarom is de klacht ongegrond.

5.2    Dat betekent dat het hof de bezwaren van klager verwerpt en de beslissing van de raad bekrachtigt.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 28 januari 2019 in de zaak 18-655/DB/LI.

 

Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. T.H. Tanja-van den Broek, A.R. Sturhoofd, A.A.H. Zegers en J.M. Atema, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Vliet, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2019.

De beslissing is verzonden op 26 augustus 2019.