Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-08-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2019:167
Zaaknummer
19-425/A/A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over gedragsregel 15 kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 26 augustus 2019
in de zaak 19-425/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 27 juni 2019 met kenmerk 2019-783804, door de raad ontvangen op 28 juni 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Klaagster is in een echtscheidingsprocedure verwikkeld (geweest) met haar (ex-)echtgenoot (hierna: de man). Op 6 september 2018 heeft verweerder namens de man een verzoekschrift tot echtscheiding bij de rechtbank ingediend.
1.2 Bij e-mail van 6 september 2018 heeft de advocaat van klaagster verweerder onder meer geschreven:
“Cliënte deelde mij mee dat u in het verleden zowel voor [de man] als voor haar eerder bent opgetreden als advocaat. Maar kennelijk ook in een persoonlijke sfeer bent u bekend met partijen. Een en ander verhoudt zich nu niet met onze Gedragsregels advocatuur en dan verwijs ik in het bijzonder naar regel 15 (Belangenverstrengeling). Door in de echtscheidingsprocedure enkel voor uw cliënt op te treden geraakt u met zekerheid in een belangenconflict en die dient u te voorkomen. Onherroepelijk zal dat leiden tot een tuchtrechtelijke klacht tegen u.
Ik begrijp dat een en ander al snel zou kunnen worden opgelost indien u voor beide partijen op gemeenschappelijk verzoek de echtscheidingsprocedure start. (…)
Ingeval uw cliënt er per se niet voor kiest om op gemeenschappelijk verzoek met cliënte de echtscheidingsprocedure te starten, dan staat het u dus niet vrij enkel voor uw cliënt in deze als advocaat op te treden. Ik waarschuw u daarvoor.”
1.3 Verweerder heeft de advocaat van klager hierop bij e-mail van 6 september 2018 onder meer geschreven:
“Hoewel ik mij niet herken in hetgeen u weergeeft, zal ik mij beraden of ik verder voor cliënt zal optreden. In dat kader verneem ik graag waar uw cliënte op doelt wanneer u schrijft dat ik eerder voor haar ben opgetreden als advocaat. Verder is er overigens geen bekendheid met uw cliënte in de persoonlijke sfeer. Ik ben wel eerder voor [de man] opgetreden en uw cliënte heeft hem een enkele maal vergezeld bij de besprekingen met mij. Maar het ging toen om zijn zaak.”
1.4 Bij e-mail van 7 september 2018 heeft de advocaat van klaagster verweerder onder meer geschreven:
“Allereerst de betrokkenheid bij de zaak die u voor uw cliënt (…) en voor mijn cliënt (…) in hun gezamenlijk belang hebt gedaan. Zij hebben zich toentertijd samen tot uw kantoor gericht met een brief van een factoringmaatschappij waar zij beiden, dus ook mijn cliënte, in stonden vermeld. (…) U bent dus niet uitsluitend opgetreden voor [de man] in die zaak.
Vervolgens is cliënte eerder bij u geweest met de zaak Logo B.V. versus Lobatto. In die zaak bent u opgetreden voor cliënte.
Dan vervolgens heeft u de ‘brith’ gedaan voor zoon (…), bij cliënte in haar eigen huis.”
1.5 Verweerder heeft op 12 september 2018 telefonisch aan de advocaat van klaagster meegedeeld dat hij zich van de zaak zou onttrekken, hetgeen hij in een e-mail van 13 september 2018 heeft bevestigd. Die e-mail luidt, voor zover relevant:
“Ik bevestig het telefoongesprek van gisteren. Ik heb aangegeven dat het verlangen van uw cliënte dat ik mij moet terugtrekken volstrekt ongegrond is. Ik heb haar echtgenoot in het verleden bijgestaan. Ook is de omstandigheid, dat circa 15 jaar geleden een religieuze besnijdenis heb uitgevoerd bij een van haar kinderen uiteraard geen beletsel om cliënt anno 2018 bij te staan in een echtscheidingsprocedure. Desalniettemin heb ik aangegeven, dat ik mij zal onttrekken als advocaat in de inmiddels aanhangige procedure. De reden daarvoor is dat het bezwaar van uw cliënte, waarvoor dus geen grond is, mogelijk in de weg kan staan aan het kunnen bereiken van een minnelijke oplossing. Omdat de zaak nog niet is ingeschreven in het roljournaal kan ik mij technisch nog niet onttrekken. Dat zal ik zo spoedig mogelijk doen.”
1.6 Op 30 januari 2019 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door tegen klaagster op te treden terwijl hij eerder voor haar heeft opgetreden.
3 VERWEER
3.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.
4 BEOORDELING
4.1 Op grond van gedragsregel 15 lid 1 onder b is het een advocaat in verband met de kernwaarden partijdigheid en vertrouwelijkheid niet toegestaan tegen een cliënt of een voormalig cliënt op te treden. Van deze verplichting kan een advocaat op grond van gedragsregel 15 lid 3 alleen afwijken, indien is voldaan aan elk van de volgende drie voorwaarden:
a. de aan de advocaat toe te vertrouwen belangen betreffen niet dezelfde zaak ten aanzien waarvan de voormalige of bestaande cliënt werd of wordt bijgestaan door de advocaat, houdt daar ook geen verband mee en een toekomstig verband is evenmin aannemelijk;
b. de advocaat beschikt niet over vertrouwelijke informatie afkomstig van zijn voormalig of bestaande cliënt, dan wel over zaaksgebonden informatie of informatie zijn voormalig of bestaande cliënt betreffende, die redelijkerwijs van belang kan zijn bij de behandeling van de zaak tegen deze voormalige of bestaande cliënt en
c. er is niet gebleken van redelijke bezwaren aan de zijde van de voormalige of bestaande cliënt.
4.2 De bescherming van de (voormalige) cliënt, zoals deze is neergelegd in gedragsregel 15, strekt er toe de (voormalige) cliënt te beschermen tegen de advocaat die beschikt over vertrouwelijke informatie van die cliënt, ten aanzien waarvan de advocaat verplicht is tot geheimhouding. Die vertrouwensband, en daarmee het vertrouwen in de advocatuur in het algemeen, zou geschaad kunnen worden als de advocaat later tegen die cliënt zou kunnen gaan optreden met gebruikmaking van vertrouwelijke informatie uit die eerdere zaak.
4.3 Uit de correspondentie in het onderhavige klachtdossier blijkt dat verweerder in het verleden de man – en wellicht ook klaagster, maar dat is niet duidelijk geworden – heeft bijgestaan in een zaak van/tegen een factoringmaatschappij en klaagster en de man heeft bijgestaan in een zaak tegen speelgoedwinkel LOGO B.V. Deze zaken houden geen verband met de echtscheidingsprocedure en een toekomstig verband is, zonder nadere toelichting die ontbreekt, ook niet aannemelijk. Aan de eerste voorwaarde is dan ook niet voldaan.
4.4 Dat verweerder beschikt over vertrouwelijke informatie afkomstig van klaagster dan wel over zaaksgebonden informatie of informatie over klaagster die redelijkerwijs van belang kan zijn bij de behandeling van de echtscheidingsprocedure tegen klaagster, heeft klaagster niet onderbouwd en is ook niet gebleken. Aan de tweede voorwaarde is derhalve evenmin voldaan.
4.5 Het feit dat verweerder meer dan 15 jaar geleden een religieuze besnijdenis heeft uitgevoerd bij de zoon van klaagster en de man is tot slot onvoldoende om tot de conclusie te komen dat sprake is van redelijke bezwaren aan de zijde van klaagster. Aan de derde voorwaarde is derhalve eveneens niet voldaan.
4.6 De conclusie van het voorgaande is dat het verweerder niet tuchtrechtelijk te verwijten valt dat hij voor de man is opgetreden in de echtscheidingsprocedure tegen klaagster. De voorzitter zal de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 26 augustus 2019.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 26 augustus 2019 verzonden.