Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-08-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2019:128

Zaaknummer

19-042/DB/LI

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 26 augustus 2019

in de zaak 19-042/DB/LI

 

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 25 maart 2019 op de klacht van:

 

 

klaagster

 

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij e-mail d.d. 31 augustus 2018 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg, hierna: “de deken”, een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2      Bij e-mail d.d. 23 januari 2019 heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van de raad. 

1.3      Bij beslissing van 25 maart 2019 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht op grond van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 25 maart 2019 verzonden aan klaagster.

1.4      Bij e-mails d.d. 28 maart en 14 april 2019 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 17 juni 2019. Klaagster en verweerder zijn niet verschenen.

1.6      De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, het verzetschrift van klaagster en de nagekomen e-mail van klaagster d.d. 22 april 2019.

 

2          FEITEN

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt. 

 

3          KLACHT EN VERZET

3.1      De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.    jegens klaagster niet de zorg in acht heeft genomen die hij jegens haar als wederpartij in acht had behoren te nemen;

2.    bewust feitelijke gegevens heeft verstrekt waarvan hij weet dat die onjuist zijn.

3.2      De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:

1.    in de bestreden voorzittersbeslissing van 25 maart 2019 worden foutieve data vermeld;

2.    in de bestreden voorzittersbeslissing wordt met geen woord gerept over het feit dat verweerder klakkeloos een kopie van een paspoort van stad naar land verzendt.

        

 

4          BEOORDELING

4.1      De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht heeft overwogen dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. De raad is voorts met de voorzitter van oordeel dat hetgeen klaagster bij de deken naar voren heeft gebracht niet kan leiden tot de conclusie dat verweerder de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid, heeft overschreden.

4.2      Klaagster heeft in verzet terecht naar voren gebracht dat overweging 4.4 van de beslissing van de voorzitter  een verschrijving bevat: waar “5 juni, 27 juli en 13 september 2019” staat, had “5 juni, 27 juli en 13 september 2018” moeten staan, zoals ook correct onder overweging 1.6 is weergegeven. De raad is van oordeel dat deze kennelijke verschrijving niet tot gegrondverklaring van het verzet kan leiden, nu duidelijk is welke e-mails zijn bedoeld en de verschrijving niets afdoet aan de inhoud van de beslissing van de voorzitter. Klaagster stelt voorts dat de voorzitter heeft verzuimd een oordeel te geven over klaagsters stelling dat verweerder klakkeloos een kopie van een paspoort heeft doorgestuurd. Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter hierover terecht geen oordeel gegeven, nu dit verwijt geen onderdeel vormde van de door de deken onderzochte klacht. De voorzitter heeft kortom naar het oordeel van de raad de juiste beoordelingscriteria gehanteerd en heeft acht geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.

4.3      De raad komt tot de slotsom dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46j Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

 

 

 

 

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-       verklaart het verzet ongegrond.

 

 

Aldus beslist door mr. A.G.M. Zander, voorzitter, mrs. J.D.E. van den Heuvel en A.J.F. van Dok, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 augustus 2019

 

 

Griffier                                                                        Voorzitter