Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-05-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2019:145

Zaaknummer

18-774/DH/DH

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing. Ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag

van 13 mei 2019

in de zaak 18-774/DH/DH

 

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 28 november 2018 op de klacht van:

 

klager

tegen:

 

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PR OCEDURE

 1.1    Bij brief van 24 april 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 27 september 2018 met kenmerk K091 2018 ar/sh, door de raad ontvangen op 28 september 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 28 november 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is op 28 november 2018 verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 14 december  2018, door de raad ontvangen op 18 december 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 11 maart 2019 in aanwezigheid van klager en verweerder.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet zich richt en van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gegrond, alsmede van het verzetschrift van klager van 14 december 2018. De raad heeft voorts kennisgenomen van:

-    een door de griffier opgesteld overzicht, inhoudende de aan de raad toegezonden berichten van de zijde van klager;

-    de brief met bijlagen van 13 februari 2019 van de zijde van verweerder;

-    de op voorhand toegezonden pleitaantekeningen van 14 februari 2019 van de zijde van klager.

 

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1    Verweerder is de advocaat van de wederpartij van klager in een procedure.

2.2    Verweerder heeft in november 2015 een strafrechtelijke aangifte tegen klager ingebracht in een civiele procedure.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij ge- althans misbruik heeft gemaakt van corruptie binnen de Reclassering en het Openbaar Ministerie.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de voorzittersbeslissing niet kan verenigen.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen de klacht en het verzet verweerd, op welk verweer de raad hierna zo nodig zal ingaan.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

5.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. R. de Haan en M. Laning, leden, bijgestaan door mr. D.L. van Lijf als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 mei 2019.