Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-07-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2019:166

Zaaknummer

19-258/DH/DH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. De klacht dat verweerder heeft geweigerd cassatieadvies aan klager uit te brengen, geld heeft gevraagd voor niet geleverde inspanningen en heeft geweigerd het originele procesdossier terug te geven kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag van 17 juli 2019

in de zaak 19-258/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

tegen:

 

verweerder

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 18 april 2019 met kenmerk K235 2018 ar, door de raad ontvangen op 19 april 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Verweerder is door de deken aangewezen om een cassatieadvies aan klager uit te brengen.

1.2    Verweerder heeft aan klager op 11 mei 2018 een factuur voor de eigen bijdrage ad EURO 287,- gezonden met het verzoek deze uiterlijk op 16 mei 2018 te voldoen.

1.3    Bij e-mail van 18 mei 2018 heeft verweerder aan klager het volgende bericht:

“Het uitvoerige procesdossier heb ik intussen bestudeerd. Ook de toepasselijke jurisprudentie en uw emails met opmerkingen/suggesties.

Mijn slotconclusie is dat ik geen enkele mogelijkheid zie om met enig vooruitzicht op succes cassatiemiddelen te formuleren. Noch rechtsklachten noch motiveringsklachten. Ik zal dus geen cassatieberoep instellen.

Voorlopig volsta ik hiermee. U heeft de eigen bijdrage nog steeds niet betaald. Pas wanneer ik deze van u, of van de Sociale Dienst heb ontvangen, volgt een uitvoeriger motivering.

Wat de cassatietermijn betreft: omdat a.s. maandag 2e Pinksterdag is, verstrijkt deze termijn krachtens de wet pas op 22 mei a.s. Deze datum is dus de laatste dag van de termijn.”

1.4    Klager heeft de eigen bijdrage onbetaald gelaten, waarna verweerder zijn werkzaamheden voor klager heeft opgeschort en hij zich heeft beroepen op zijn retentierecht toen klager hem (herhaaldelijk) om teruggave van het dossier verzocht.

1.5    Bij brief van 29 oktober 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    heeft geweigerd cassatieadvies aan klager uit te brengen;

b)    geld vraagt voor niet geleverde inspanningen;

c)    heeft geweigerd het originele procesdossier terug te geven.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de voorzitter hierna zo nodig zal ingaan.

 

4    BEOORDELING

Klachtonderdeel a)

4.1    Verweerder heeft onweersproken gesteld dat hij het dossier van klager geheel heeft bestudeerd en zich op basis daarvan een oordeel heeft gevormd over de haalbaarheid van een cassatieprocedure maar vanwege het feit dat klager de eigen bijdrage niet voldeed, geen uitgebreid cassatieadvies heeft uitgebracht. Ter onderbouwing van deze stelling heeft hij ook nog een urenoverzicht aan de Raad voor Rechtsbijstand verstrekt. De voorzitter ziet geen reden aan het daarop vermelde geen geloof te hechten. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder hiermee niet klachtwaardig gehandeld.

Klachtonderdeel b)

4.2    Naar het oordeel van de voorzitter stond (en staat) het verweerder vrij om betaling van de door klager verschuldigde eigen bijdrage te vorderen. Hij had immers van de deken opdracht gekregen cassatieadvies uit te brengen en heeft met het oog daarop voor klager een toevoeging aangevraagd. Hij heeft de stukken bestudeerd en op basis van zijn beoordeling daarvan klager in essentie geïnformeerd en hem ook laten weten dat hij -slechts- het uitbrengen van een uitvoerig cassatieadvies vooralsnog achterwege liet in afwachting van de betaling door klager van de hem door de Recht voor Rechtsbijstand opgelegde eigen bijdrage. Zijn declaratie voor het overige is door de Raad voor Rechtsbijstand gehonoreerd op basis van de door hem daarbij gevoegde urenspecificatie, waaruit de verrichte werkzaamheden blijken. Hij heeft dus wel degelijk werkzaamheden verricht. Het is door klagers niet-betaling dat deze niet zijn afgerond met een uitvoerig advies Of er tussen klager en verweerder al dan niet een overeenkomst tot stand is gekomen, is een vraag die aan de civiele rechter is voorbehouden. Feit is dat verweerder een executoriale titel heeft verkregen voor de inning van de eigen bijdrage. Het gebruiken daarvan is naar het oordeel van de voorzitter niet klachtwaardig.

Klachtonderdeel c)

4.3    Ook het achterhouden van het dossier is naar het oordeel van de voorzitter onder de gegeven omstandigheden niet klachtwaardig. Klager heeft immers de eigen bijdrage nog altijd niet voldaan en heeft geen stukken overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat er namens hem procedures zijn gestart waarvoor het noodzakelijk is te beschikken over het dossier dat verweerder onder zich heeft.Verweerder heeft ook onweersproken gesteld dat zich bij hem geen advocaat heeft gemeld met het verzoek om overdracht van het dossier.

4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M.C. van der Sanden als griffier op 17 juli 2019.