Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-08-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2019:183
Zaaknummer
19-519/DH/RO
Inhoudsindicatie
Dekenverzoek ex artikel 60b Advocatenwet. Verzoek tot schorsing van verweerster en benoeming van een waarnemer toegewezen. Mede als gevolg van alcoholproblematiek is verweerster op dit moment niet in staat haar praktijk behoorlijk uit te oefenen. De kosten van de waarneming komen ten laste van verweerster.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 19 augustus 2019
in de zaak 19-519/DH/RO
naar aanleiding van het verzoek ex artikel 60b Advocatenwet van:
verzoeker
tegen:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij e-mail van 1 augustus 2019 met kenmerk R 2019/48 ph heeft de deken bij de raad een verzoek als bedoeld in artikel 60b van de Advocatenwet ten aanzien van verweerster ingediend.
1.2 Het verzoek is behandeld ter zitting met gesloten deuren van de raad van
12 augustus 2019. Namens de deken zijn verschenen de heer mr. Van L., secretaris van de raad van de orde van advocaten in het arrondissement Rotterdam, en mevrouw mr. De L., stafjurist van het bureau van die orde. Verweerster is met bericht van verhindering niet verschenen.
1.3 De raad heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- de in 1.1 bedoelde e-mail van de deken aan de raad en van de bij die
e-mail gevoegde stukken genummerd 1 tot en met 7, zoals vermeld in de door de deken bij de e-mail gevoegde inventarislijst;
- de e-mails van verweerster van 7 en 8 augustus 2019;
- de e-mail van mr. Van L. van 8 augustus 2019;
- de e-mails van verweerster van 9 en 12 augustus 2019.
1.4 De raad heeft de uitspraak van de beslissing bepaald op heden.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van het verzoek wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerster is op 29 januari 2010 beëdigd als advocaat. Op 8 mei 2014 is haar de stageverklaring uitgereikt. Verweerster voert sinds 2 december 2016 zelfstandig kantoor te B.
2.2 In het kader van de toezichthoudende rol van de deken heeft op 12 maart 2019 een bezoek aan het kantoor van verweerster (hierna: het kantoorbezoek) plaatsgevonden. De deken werd daarbij vertegenwoordigd door een lid van de raad van de orde, en een stafjurist. Door het ontbreken van een groot aantal voor het kantoorbezoek benodigde stukken heeft verweerster een termijn van drie maanden gekregen voor het ordenen van haar praktijk en het gereedmaken van alle benodigde stukken.
2.3 Bij e-mail van 12 maart 2019 heeft de deken verweerster gevraagd om in aanloop naar het vervolg van het kantoorbezoek een aantal stukken over te leggen, waaronder de polis van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering, het betaalbewijs van de premie, de jaarcijfers over 2017 en 2018 en de geheimhoudingsverklaringen.
2.4 Bij e-mail van 15 maart 2019 heeft verweerster alleen haar verhinderdata voor het vervolg van het kantoorbezoek doorgegeven. Op een herhaald verzoek van de deken om de eerder opgevraagde stukken heeft verweerster niet gereageerd.
2.5 Op 18 juni 2019 heeft het vervolg van het kantoorbezoek plaatsgevonden, waarbij dit keer ook de deken aanwezig was.
2.6 Naar aanleiding van dat bezoek heeft de deken bij brief van 21 juni 2019 aan verweerster uiteengezet wat hij tijdens het kantoorbezoek heeft aangetroffen. Bij e-mail van 12 juli 2019 heeft verweerster op deze brief gereageerd en aantal stukken overgelegd. Bij e-mail van 21 juli 2019 heeft zij nog een ontbrekend stuk overgelegd.
2.7 Op 25 juli 2019 is verweerster zonder voorafgaand bericht niet verschenen op een bemiddelingsgesprek met de deken en een klager over een tegen verweerster ingediende klacht. Verweerster was ook telefonisch niet bereikbaar. Op 29 juli 2019 heeft verweerster over deze kwestie contact opgenomen met de deken.
2.8 Op 1 augustus 2019 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de deken en verweerster. Tijdens dit gesprek heeft verweerster openheid van zaken gegeven over de achterliggende oorzaak van de ontstane problemen en verteld dat zij een langdurig alcoholprobleem heeft waar zij inmiddels hulp voor heeft gezocht bij een ggz-instelling.
2.9 Vervolgens heeft de deken bij de raad het schorsingsverzoek op grond van artikel 60b Advocatenwet ingediend.
3 GRONDEN VAN HET VERZOEK
3.1 Volgens de deken is verweerster, mede door haar alcoholproblematiek, momenteel niet in staat haar praktijk op een behoorlijke wijze uit te oefenen. In dat verband wijst de deken erop dat verweerster niet alleen onvoldoende bereikbaar is voor cliënten maar ook voor hem in zijn hoedanigheid van toezichthouder, dat verweerster haar kantoororganisatie niet op orde heeft, dat de financiële situatie van het kantoor van verweerster zeer zorgelijk is en dat verweerster blijkens een op het moment van de indiening van het verzoek drietal lopende klachten ernstig te kort schiet in de verlening van rechtsbijstand aan haar cliënten. Omdat verweerster alleen kantoor houdt en er nog geen duidelijkheid is over de waarneming van haar dossiers, verzoekt de deken de raad om bij wege van voorziening een waarnemer voor de praktijk van verweerster aan te wijzen.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft schriftelijk verweer gevoerd tegen het verzoek van de deken. De raad zal dit verweer waar nodig hierna bespreken.
5 BEOORDELING
5.1 Op grond van artikel 60b lid 1 Advocatenwet kan de raad op verzoek van de deken een advocaat die tijdelijk of blijvend geen blijk geeft zijn praktijk behoorlijk uit te oefenen, voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk schorsen. De raad kan tegelijkertijd met het opleggen van een schorsing een voorziening treffen.
5.2 De raad is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting genoegzaam is gebleken dat verweerster, mede als gevolg van haar alcoholproblematiek, op dit moment niet in staat is haar praktijk behoorlijk uit te oefenen. Vast is komen te staan dat verweerster door haar persoonlijke problemen niet, althans niet tijdig reageert op verzoeken van de deken, zich niet houdt aan toezeggingen tot het informeren van de deken en niet of nauwelijks bereikbaar is voor cliënten en de deken. Ook is uit de jaarstukken en de bevindingen van de deken tijdens het kantoorbezoek gebleken dat de financiële situatie van het kantoor van verweerster zorgwekkend is en aan een goede praktijkuitoefening in de weg staat.
5.3 Weliswaar blijkt uit de e-mails van verweerster dat zij bezig is met het regelen van een klinische opname om haar alcoholprobleem aan te pakken, maar het is voor de raad onvoldoende duidelijk gebleven of verweerster zich daadwerkelijk zal laten opnemen en of, en zo ja op welke wijze verweerster tijdens een mogelijke opname in de waarneming van haar praktijk kan voorzien. Zoals verweerster in haar e-mail van 9 augustus 2019 heeft geschreven kan zij geen garantie geven dat zij zich laat opnemen omdat sprake is van een vrijwillige opname. Daarnaast heeft verweerster geen concrete maatregelen voor waarneming van haar praktijk ter voorbereiding op een mogelijke opname genoemd.
5.4 Het voorgaande leidt onvermijdelijk tot het treffen van een maatregel zoals door de deken verzocht. De raad wijst het verzoek van de deken om verweerster op grond van artikel 60b Advocatenwet met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd te schorsen dan ook toe.
5.5 Ter zitting is namens de deken verzocht om de heer mr. H, advocaat te R., als waarnemer te benoemen en is vermeld dat hij bereid is die benoeming te aanvaarden. Nu mr. H. voormalig werkgever en kantoorgenoot van verweerster is en verweerster in haar correspondentie met de deken heeft aangegeven dat zij mr. H. zelf in een eerder stadium ook al heeft verzocht haar bij te staan en te begeleiden, zal het verzoek om mr. H. als waarnemer te benoemen worden toegewezen. De met de waarneming samenhangende kosten komen ten laste van verweerster. Op verzoek van mr. H. zal verweerster voor betaling van deze kosten zekerheid dienen te stellen.
BESLISSING
De raad van discipline:
- wijst het verzoek van de deken tot schorsing van verweerster op grond van artikel 60b Advocatenwet toe en schorst verweerster op grond van artikel 60b Advocatenwet met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk;
- bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 60b lid 1 Advocatenwet dat verweerster verplicht is mr. H., advocaat te R., toegang te verschaffen tot de ruimte waarin de praktijk van verweerster wordt gevoerd, teneinde in het belang van de cliënten van verweerster al die maatregelen te nemen waartoe verweerster als advocaat zelf bevoegd zou zijn, en waarbij de dossiers in overleg met de cliënten van verweerster onder kunnen worden gebracht bij andere advocaten of rechtsbijstandsverleners en mr. H. gemachtigd is alle voorzieningen te treffen die hij nodig acht, zo nodig in overleg met de deken, met het oog op de behartiging van de belangen van de cliënten van verweerster, een en ander voor een periode van maximaal zes maanden na dagtekening van deze beslissing. Indien deze periode niet volstaat, kan mr. H. na overleg met de deken bij de raad een verlenging van deze termijn verzoeken;
- bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 60b lid 1 Advocatenwet dat de kosten van de waarneming door mr. H. ten laste van verweerster worden gebracht en dat verweerster voor betaling van deze kosten, op verzoek van mr. H., zekerheid dient te stellen.
Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot en J.H.M. Nijhuis, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting.