Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-08-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2019:178

Zaaknummer

18-468/DH/DH

Inhoudsindicatie

Verzet niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Geen verschoonbare omstandigheden.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag

van 12 augustus 2019

in de zaak 18-468/DH/DH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 17 oktober 2018 op de klacht van:

 

klager

 

tegen:

 

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 27 november 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 8 juni 2018 met kenmerk K021 2018 dk/smo, door de raad ontvangen op 11 juni 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 17 oktober 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op diezelfde datum is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 11 november 2019, door de raad ontvangen op 13 november 2019, heeft klager wegens privé-redenen verzocht om uitstel van de verzettermijn. Bij brief van 19 november 2019 heeft de griffier van de raad klager erop gewezen dat op grond van artikel 46h van de Advocatenwet binnen 30 dagen na verzending van de voorzittersbeslissing verzet kan worden ingesteld, dat het verzet dient te worden voorzien van een motivering en dat de wet geen mogelijkheid biedt voor het verlenen van uitstel van de verzettermijn. In reactie hierop heeft klager bij brief van 26 november 2018 aan de griffier van de raad geschreven dat hij niet instemt met het niet verlenen van uitstel van de verzettermijn. Bij brief van 30 november 2018 heeft de griffier van de raad klager opnieuw erop gewezen dat uitstel van de verzettermijn niet mogelijk is. Naar aanleiding van de brieven van klager van 28 december 2018, 22 januari 2019, 7 maart 2019 en 29 april 2019, heeft de griffier van de raad bij brief van 6 mei 2019 aan klager bericht dat een en ander zal worden aangemerkt als verzet tegen de voorzittersbeslissing van 17 oktober 2018.

1.5    De ontvankelijkheid van het door klager ingestelde verzet is behandeld ter zitting van de raad van 8 juli 2019. Alleen klager is ter zitting verschenen. Hoewel deugdelijk opgeroepen is verweerder, zonder bericht, niet verschenen.

 

2    BEOORDELING

2.1    Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzet overweegt de raad als volgt. Op grond van artikel 46h, eerste lid, jo artikel 46j, vierde lid, van de Advocatenwet kan binnen 30 dagen na de dag van verzending van het afschrift van de voorzittersbeslissing daartegen verzet worden ingesteld.

2.2    De beslissing van de voorzitter is gegeven op 17 oktober 2018. Nog diezelfde dag is de beslissing aan klager verzonden. In de beslissing wordt duidelijk vermeld dat een (gemotiveerd) verzetschrift moet worden ingediend binnen 30 dagen na verzending van het afschrift van die beslissing. Dit betekent dat het gemotiveerde verzetschrift uiterlijk 30 dagen later, te weten op 17 november 2018 ingediend had moeten worden. Klager heeft geen gemotiveerd verzetschrift binnen de hiervoor gestelde termijn ingediend.

2.3    Ter zitting heeft klager nader toegelicht dat hij uitstel van de verzettermijn wenste, omdat hij zich toentertijd onder behandeling had gesteld van een psychiater. Daardoor was klager “van de kaart”. De raad overweegt als volgt. Weliswaar is voorstelbaar dat deze periode voor klager vervelend zal zijn geweest, een en ander kan, zonder nadere onderbouwing – die ontbreekt – waaruit blijkt dat klager psychisch niet in staat kon worden geacht een verzetschrift op te stellen, naar het oordeel van de raad geen aanleiding vormen om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Klager is daarom niet-ontvankelijk in zijn verzet.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn verzet.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. P. Rijpstra en M.F. Laning, leden, bijgestaan door mr. D.L. van Lijf als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 augustus 2019.