Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-08-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2019:163
Zaaknummer
18-925/A/A
Inhoudsindicatie
Ongegrond verzet.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 12 augustus 2019
in de zaak 18-925/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 4 januari 2019 op de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 29 juni 2018 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 19 november 2018 met kenmerk 2018-671622, door de raad ontvangen op 21 november 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 4 januari 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht gedeeltelijk kennelijk ongegrond en gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 4 januari 2019 is verzonden aan klager.
1.4 Bij brief van 1 februari 2019, door de raad ontvangen op 1 februari 2019 per e-mail en op 5 februari 2019 per post, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 17 juni 2019 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven alsmede van het verzetschrift van klager van 1 februari 2019 en de aanvullende stukken van klaagster van 29 mei 2019 en 7 juni 2019.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet komen neer op een herhaling van de klacht met een verzoek om herbeoordeling.
4 BEOORDELING
4.1 Alvorens tot een eventuele verdere inhoudelijke beoordeling van de klacht van klaagster te kunnen komen, dient sprake te zijn van een gegrond verzet. Daartoe moet worden nagegaan of in redelijkheid geen twijfel over de juistheid van de beslissing van de voorzitter kan bestaan. Mogelijke contra-indicaties zijn het niet toepassen van een juiste maatstaf door de voorzitter of wanneer van onjuiste feiten is uitgegaan.
4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden gedeeltelijk kennelijk ongegrond en gedeeltelijk niet-ontvankelijk bevonden.
4.3 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
4.4 Klaagster heeft in haar verzetschrift een aantal verzoeken gedaan. Deze verzoeken worden, vanwege het ontbreken van een wettelijke grondslag en – voor een van de verzoeken - omdat niet is voldaan aan de voorwaarden waaronder het verzoek is ingediend, afgewezen.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, voorzitter, mrs. E.M.J. van Nieuwenhuizen en H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. M.C. de Ruijter als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 augustus 2019.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 12 augustus 2019 verzonden.