Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-08-2019
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2019:76
Zaaknummer
180235 180236 180237
Inhoudsindicatie
Bekrachtiging beslissing raad. Klacht tegen advocaat wederpartij ongegrond.
Uitspraak
BESLISSING
van 19 augustus 2019
in de zaken 180235, 180236 en 180237
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
1.1 Het hof verwijst naar de beslissingen van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 20 augustus 2018, met de nummers 18-013/DB/LI, 18-014/DB/LI en 18-029/DB/LI, aan partijen toegezonden op 21 augustus 2018, waarbij in alle gevallen de door klager tegen verweerder ingediende klachten ongegrond zijn verklaard.
1.2 De beslissing met nummer 18-013/DB/LI is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2018:116. De beslissing met nummer 18-014/DB/LI is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2018:115. De beslissing met nummer 18-029/DB/LI is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2018:113.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De beroepschriften van klager tegen deze beslissingen zijn op 11 september 2018 ter griffie van het hof ontvangen. Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de verweerschriften van verweerder;
2.2 Het hof heeft de zaken mondeling behandeld ter openbare zitting van 14 juni 2019, waar klager en verweerder met zijn gemachtigde mr. [S.] zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van pleitnota’s in de drie zaken.
3 KLACHT
3.1 De klachten houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij bewust heeft gehandeld in strijd met de waarheidsplicht ex art. 21 Rv en gedragsregel 30 heeft overtreden:
in de zaak 180235
door de rechtbank gegevens te verstrekken waarvan verweerder weet dat deze feitelijk onjuist zijn en door het bewust achterhouden van feiten, door:
- eerst bij (geweigerde) akte van 1 februari 2017 en later bij akte van 15 februari 2017 onder overlegging van een strafrechtelijk vonnis van de rechtbank Tongeren ten onrechte te stellen dat klager er wetenschap van had dat B (destijds bestuurder van de cliënte van verweerder) stukken vervalst heeft en dat verweerder desondanks van deze bescheiden gebruik heeft gemaakt en de rechtbank valselijk heeft geïnformeerd;
- de rechtbank bewust niet te kennen te geven dat klager c.s. in hoger beroep is gegaan tegen het vonnis van de rechtbank Tongeren, dat klager c.s. de cliënt van verweerder heeft gedagvaard, dat er in België een strafrechtelijk onderzoek loopt tegen de cliënt van verweerder, dat uit forensisch schriftonderzoek blijkt dat de overeenkomst van 11 juli 2008 en de ontbindingsverklaring van die datum wel degelijk is ondertekend door de cliënt van verweerder en dat deze zelf voor zijn ontslag als bestuurder had getekend en was vervangen door B.
in de zaak 180236
door de rechtbank gegevens te verstrekken waarvan verweerder weet dat deze feitelijk onjuist zijn en door het bewust achterhouden van feiten, door:
- een notariële verklaring te laten opstellen en als productie in te brengen waarin omschreven stat dat “tegen dit onderdeel van het vonnis geen hoger beroep is ingesteld en dit vonnis thans kracht van gewijsde heeft”, terwijl hij wist dat er wel hoger beroep was ingesteld;
- te stellen dat het onjuist is dat zijn cliënten vervolgd zouden worden voor oplichting terwijl hij wist dat klager de cliënt van verweerder rechtstreeks had gedagvaard voor oplichting;
- te stellen dat er conservatoir beslag is gelegd in verband met de terug levering van onroerende zaken, terwijl in het desbetreffende verzoekschrift nergens staat dat het om terug levering gaat;
- te stellen dat zijn cliënte in een procedure terug levering heeft gevorderd terwijl daar geen sprake van is.
in de zaak 180237
doordat hij klager ten onrechte heeft beschuldigd van feiten die niet op waarheid berusten. Dit blijkt uit de pleitnota van verweerder, nu hij in alinea 28 onjuist heeft aangegeven dat klager stukken heeft opgevraagd bij de rechtbank en in de alinea’s 29, 39, 67, 75 en 87 ten onrechte heeft gesteld dat klager stukken heeft vervalst.
4 FEITEN
4.1 In overweging 2 van elke beslissing heeft de raad vastgesteld van welke feiten in de betreffende procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissingen van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
5.2 De grieven van verweerder tegen de beslissingen van de raad worden verworpen. De beslissingen van de raad dienen te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- bekrachtigt de uitspraken van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 20 augustus 2018 met de nummers 18-013/DB/LI, 18-014/DB/LI en 18-029/DB/LI.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. P.T. Gründemann, J.H. Brouwer, M.A. Wabeke en G.J.K. Elsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2019.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 19 augustus 2019.