Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-08-2019

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2019:79

Zaaknummer

190083

Inhoudsindicatie

Klacht van medeadvocaat. De klacht houdt in dat verweerder weigert een dossier te verstrekken aan klager. Het hof oordeelt dat klager verweerder enkel heeft verzocht het dossier te verstrekken aan de cliënt van klager, zijnde een letselschadebureau. De klacht mist derhalve feitelijke grondslag en is ongegrond.

Uitspraak

BESLISSING

van 19 augustus 2019

in de zaak 190083

naar aanleiding van het beroep van:

klager

tegen:

verweerder

 

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van 18 maart 2019 van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch (verder: de raad), gewezen onder nummer 18-863/DB/LI en aan partijen toegezonden op 18 maart 2019. De raad heeft klager niet-ontvankelijk verklaard.

De beslissing van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2019:36.

 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De griffie van het hof heeft het beroepschrift van klager ontvangen op 3 april 2019. Het hof heeft verder kennisgenomen van het dossier van de raad.

2.2    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 3 juni 2019. Verweerder en klager zijn verschenen. Verweerder heeft een pleitnotitie overgelegd en voorgedragen.

 

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder desgevraagd weigert het dossier van een voormalige cliënte aan klager te doen toekomen.

 

4    FEITEN

4.1    Mevrouw [C.] (verder: gelaedeerde) heeft zich op 16 april 2015 tot verweerder gewend met het verzoek haar bij te staan in een letselschadezaak.

4.2    In oktober 2017 heeft gelaedeerde letselschadebureau [D.] (verder: het letselschadebureau) verzocht de zaak van verweerder over te nemen. Het letselschadebureau is in deze vertegenwoordigd door de heer [D.] (verder: behandelaar van het letselschadebureau).

4.3    Bij brief van 5 oktober 2017 heeft de behandelaar van het letselschadebureau aan verweerder bericht dat gelaedeerde zich tot hem had gewend met het verzoek de zaak over te nemen en verweerder verzocht het dossier aan hem toe te sturen. Het verzoek tot afgifte van het dossier is herhaald per e-mails van 24 november 2017 en 9 januari 2018. In het e-mailbericht van 9 januari 2018 is door het letselschadebureau aangekondigd dat, als het dossier niet binnen één week is ontvangen, de huisadvocaat, klager, wordt verzocht een klacht tegen verweerder in te dienen.

4.4    Klager heeft per e-mail van 20 februari 2018 het volgende aan verweerder bericht:

“Geachte confrère,

Via tussenkomst van [het letselschadebureau] wendde zich tot mij uw voormalige cliënte, [gelaedeerde].

Uit de stukken blijkt dat u in weerwil van herhaalde verzoeken het dossier van cliënte tot op heden niet heeft opgestuurd aan [behandelaar van het letselschadebureau], de opvolgende belangenbehartiger.

Hierbij verzoek ik u en zo nodig sommeer ik u het dossier uiterlijk op donderdag aan [de behandelaar van het letselschadebureau] op te sturen. Bij gebreke daarvan zal ik mij vrijdag 23 februari 2018 tot uw Deken zal wenden.

Hoewel ik moet aannemen dat u de inhoud van de relevante Gedragsregels, 22 en 27, kent, zie ik dat niet terug in de inhoud van uw berichten. Mocht ik mij vergissen dan hoor ik dat wel.

(…)”

 

5    BEOORDELING

5.1    Het hof overweegt als volgt. De klacht van klager luidt dat verweerder desgevraagd weigert het dossier van een voormalig cliënte aan klager te doen toekomen. Deze klacht mist feitelijke grondslag nu uit het hiervoor aangehaalde feitencomplex volgt dat (de behandelaar van) het letselschadebureau om afgifte van het dossier aan verweerder heeft gevraagd en klager dit, kennelijk namens (de behandelaar van) het letselschadebureau, nog eens heeft herhaald. De juistheid van deze gang van zaken heeft klager ter zitting van het hof nog eens bevestigd. Nu niet is gebleken dat klager om afgifte van het dossier aan hem(zelf) heeft gevraagd, is zijn klacht ongegrond. Van weigerachtigheid jegens klager is immers geen sprake.

5.2    De grieven tegen de bestreden beslissing van de raad behoeven om deze reden geen nadere bespreking. Het hof zal de beslissing van de raad waarin klager niet ontvankelijk is verklaard vernietigen en de klacht alsnog ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- vernietigt de beslissing van 18 maart 2019 van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 18-863/DB/LI;

opnieuw rechtdoende:

- verklaart de klacht van klager ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. A.J.M.E. Arpeau, A.D. Kiers-Becking, V. Wolting, H.J.P. Robers, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2019.                    

griffier    voorzitter

De beslissing is verzonden op 19 augustus 2019.