Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-07-2019
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2019:69
Zaaknummer
180313
Inhoudsindicatie
Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat. Dit verzoek is afgewezen nadat hierover een uitgebreide correspondentie is gevoerd. Uit het dossier blijkt dat klager de door de deken opgevraagde informatie niet heeft verstrekt, maar wel herhaaldelijk heeft verzocht een mondelinge toelichting te mogen geven op zijn verzoek. Ook heeft klager aangegeven moeilijkheden te hebben met schrijftaal. Onder deze omstandigheden had het op de weg van (het bureau van) de deken gelegen om klager op gesprek uit te nodigen of op andere wijze contact met hem te zoeken, zodat hij zijn verzoek mondeling kon toelichten en verduidelijken. Nu voor het hof onduidelijk is waarom klager een advocaat nodig heeft, de deken niet is ingegaan op klagers verzoeken om een mondelinge bespreking en partijen ook niet op de zitting zijn verschenen om nadere uitleg te geven, draagt het hof de deken op om klager alsnog in de gelegenheid te stellen zijn verzoek mondeling aan hem toe te lichten en het hof hierover een verslag van bevindingen te sturen, waarna het hof een beslissing zal nemen.
Uitspraak
BESLISSING
van 12 juli 2019
in de zaak 180313
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
de Deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Den Haag
de deken
1 HET VOORTGEZET GEDING BIJ HET HOF
1.1 Het hof verwijst voor het eerdere verloop van de procedure naar de (tussen)beslissing gedateerd 12 april 2019.
1.2 In die beslissing heeft het hof de deken verzocht binnen twee maanden het verslag als bedoeld in rechtsoverweging 4.4 van die tussenbeslissing bij de griffie van het hof in te dienen, onder gelijktijdige toezending van een afschrift daarvan aan klager, en is bepaald dat klager in de gelegenheid zal worden gesteld binnen twee weken na ontvangst van het verslag van de deken een schriftelijke reactie in te dienen onder gelijktijdige toezending van een afschrift daarvan aan de deken. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
1.3 Ter uitvoering van die beslissing heeft de deken bij brief van 27 mei 2019 een verslag toegezonden van zijn bespreking met klager.
1.4 Klager heeft op dit verslag bij brief van 11 juni 2019 gereageerd, welke reactie op 13 juni 2019 bij de griffie is ingekomen.
1.5 Vervolgens heeft het hof de uitspraakdatum bepaald op vandaag.
2 DE VERDERE BEOORDELING
2.1 In rechtsoverweging 4.4 van de tussenbeslissing heeft het hof overwogen geconfronteerd te zijn met een situatie waarbij:
1. niet duidelijk is waarom en waarvoor klager een advocaat nodig heeft;
2. de deken ondanks herhaalde verzoeken van klager om hem de gelegenheid te bieden zijn verzoek mondeling toe te lichten en te verduidelijken, ervoor heeft gekozen uitsluitend schriftelijk te reageren;
3. partijen niet op zitting zijn verschenen om nadere uitleg te geven. Hierdoor, zo heeft het hof overwogen, is het hof niet in staat om op behoorlijke wijze tot een oordeel te komen. Om uit deze impasse te komen, heeft het hof aanleiding gezien de deken op te dragen klager alsnog in de gelegenheid te stellen zijn verzoek mondeling aan hem toe te lichten. Daarbij is overwogen dat van klager wordt verwacht dat hij naar deze bespreking alle relevante stukken meebrengt die betrekking hebben op zijn zaak.
2.2 Uit het door de deken toezonden verslag begrijpt het hof dat klager een advocaat wil om de door hem in de afgelopen 25 jaar geleden schade op zijn verhuurder [naam verhuurder] te verhalen en dat hij een huurzaak tegen [naam verhuurder] wenst te beginnen. Hierop heeft het verzoek van klager concreet betrekking, zo begrijpt het hof. Ter nadere onderbouwing heeft klager aan de deken drie stukken verstrekt, namelijk een kopie besluit huurcommissie en twee beslissingen van de kantonrechter uit 2014 en 2017. Ter toelichting op de schade die klager vergoed wenst te krijgen, heeft klager de deken verteld dat hij sinds 13 maart 2006 een woning huurt van [naam verhuurder] en dat hij al het sindsdien ondervonden nadeel vergoed wil krijgen. Het achterstallig onderhoud zou zo groot zijn dat hij niemand kan ontvangen. Klager heeft de deken ook verteld dat hij nu niet meer wenst dat de woning wordt opgeknapt. Hij wil zijn woning verlaten maar hij heeft geen geld om te verhuizen.
2.3 Klager heeft in het verleden wel bijstand van een advocaat gehad, maar is daarover niet tevreden. Daarnaast heeft klager naar eigen zeggen met enkele advocaten conflicten gehad, zo ook met zijn voormalige buurvrouw, die toen advocaat was. Klager kan zich niet aan de indruk onttrekken dat dit meespeelt en dat de orde van advocaten achter de door hem ondervonden ellende zit; hij meent dat de deken om die reden nu ook geen advocaat voor hem heeft aangewezen.
2.4 Uit de reactie van klager begrijpt het hof dat klager vindt dat [naam verhuurder] uitspraken van de kantonrechter naast zich heeft neergelegd en dat zijn woongenot hierdoor is verwoest. Hij houdt zijn voormalige advocaat/advocaten hiervoor verantwoordelijk.
2.5 Het hof stelt voorop dat de rechtzoekende die niet zelf (tijdig) een advocaat bereid kan vinden hem of haar bij te staan in een zaak waarin bijstand door een advocaat is voorgeschreven, zich tot de deken kan richten met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een dergelijk verzoek alleen wegens gegronde redenen afwijzen.
2.6 Uit het verslag van de deken en de reactie van klager concludeert het hof dat bijstand wordt gevraagd in een huurzaak. De kantonrechter is bevoegd kennis te nemen van huurgeschillen. Voor het voeren van een procedure voor de kantonrechter is geen verplichte rechtsbijstand vereist, zodat aanwijzing van een advocaat door de deken niet voor de hand ligt.
2.7 Bovendien heeft klager onvoldoende aangevoerd om aan te kunnen nemen dat de door hem beoogde procedure enige kans van slagen heeft. Uit de eerder aangehaalde beslissing van de kantonrechter uit 2017 blijkt immers dat de vordering van klager om te bepalen dat klager niet langer gebonden is aan de uitspraak van de huurcommissie waarbij de aanvankelijke huurverlaging wegens onderhoudsgebreken teniet is gedaan, is afgewezen. De tegenvordering van [naam verhuurder] inhoudende haar te machtigen om de noodzakelijke werkzaamheden in de woning uit te voeren, met het oog op het verhelpen van de door de huurcommissie vastgestelde gebreken alsmede de veroordeling van klager deze werkzaamheden te gedogen en daaraan medewerking te verlenen, is daarentegen toegewezen. Wanneer het kennelijk aan klager is toe te rekenen dat onderhoudsgebreken in en aan de woning door de verhuurder nog niet zijn hersteld, ligt een schadevordering bepaald niet voor de hand. Dat klager door toedoen van zijn voormalige advocaat / advocaten in deze situatie verzeild is geraakt, is door klager op geen enkele wijze nader onderbouwd. Ook voor de suggestie van klager dat de orde van advocaten hierin een kwalijke rol zou hebben gespeeld, ontbreekt iedere onderbouwing. Bij deze stand van zaken had de deken gegronde redenen om te komen tot weigering van aanwijzing van een advocaat. Het beklag van klager is daarom ongegrond.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 13 september 2018 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. P.T. Gründemann en J.M. Atema, leden, in tegenwoordigheid van mr. V.H. Wagner, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2019.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 12 juli 2019.