Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-10-2018

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2018:242

Zaaknummer

180136D

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar. Verweerder heeft geprobeerd punten te krijgen voor een cursus die hij niet heeft gevolgd, waardoor hij in strijd met de kernwaarde integriteit heeft gehandeld. Berisping. Proceskostenveroordeling. Bekrachtiging beslissing raad.

Uitspraak

BESLISSING

van 29 oktober 2018

in de zaak 180136D

 

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

deken

 

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 24 april 2018, onder nummer 17-1030/A/A/D, aan partijen toegezonden op 24 april 2018. De raad heeft het bezwaar van de deken tegen verweerder deels gegrond en deels ongegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van berisping opgelegd, met veroordeling van verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2018:97.

 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 22 mei 2018 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-  de stukken van de eerste aanleg;

-  de antwoordmemorie van de deken;

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 27 augustus 2018, waar verweerder, bijgestaan door mr. R.R.B Dayala, en de deken zijn verschenen.

 

3    DEKENBEZWAAR

3.1    Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet,  doordat hij aan het einde van de cursus een handtekening heeft willen plaatsen met als doel studiepunten te verkrijgen voor de gehele cursus (…).

3.2    Ter toelichting op het dekenbezwaar voert de deken aan dat zowel mevrouw P. als mevrouw H., beiden stafmedewerkster bij het Amsterdamse bureau van de Orde van Advocaten, hebben geconstateerd dat verweerder direct na het plaatsen van zijn handtekening (voor aanvang van de cursus) is weggegaan, waarna verweerder niet eerder is teruggekeerd dan na afloop van de cursus om 15:45 uur maar desondanks de presentielijst wilde tekenen. Daarbij heeft verweerder tegenover mevrouw P. verklaard dat hij in het begin aanwezig was geweest, terwijl dat niet zo was. Er is aldus sprake van een ernstige overtreding van de normen ter zake de beroepsbeoefening, in het bijzonder die ter zake de verplichte Permanente Opleiding. De overtredingen raken voorts de kernwaarden van de advocatuur, in het bijzonder de kernwaarden deskundigheid en integriteit, aldus de deken.

 

4    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1    Op 16 november 2017 vond in het Apollohotel te Amsterdam de cursus “Vergoeding personenschade in het strafproces” plaats.

4.2    Verweerder had zich voor deze cursus ingeschreven. Vóór aanvang van de cursus heeft hij zijn handtekening op de presentielijst gezet en is vervolgens vertrokken.

4.3    Verweerder heeft van de cursus geen enkel onderdeel gevolgd.

4.4    Na afloop van de cursus heeft hij zich bij de tafel waarop de presentielijst lag,  gemeld.

 

5    BEOORDELING

5.1    Naar het oordeel van het hof heeft de raad het dekenbezwaar, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, terecht gegrond verklaard.

5.2    Daartoe wordt het volgende overwogen.

5.3    Verweerder heeft aangaande hetgeen zich op 16 november 2017 heeft afgespeeld, verschillende verklaringen afgelegd:

a.    In zijn brief van 7 maart 2018 stelt verweerder dat hij in verband met zijn fysieke toestand zich genoodzaakt zag “(…) ter voorbereiding op de te volgen cursus, beneden in de lobby van het hotel enigszins tot rust te komen” en (…) “Nadat de cursus was afgelopen begaf ik mij naar de tafel van de cursusleider en gaf ik haar te kennen dat ik vanwege gezondheidsredenen niet in staat was de cursus bij te wonen, en vroeg ik haar in hoeverre ik alsnog de presentielijst mocht aftekenen. Zij gaf mij te kennen dat dit niet mogelijk was(…)”.

b.    Ter zitting in eerste aanleg heeft verweerder verklaard dat hij in verband met zijn medische toestand “(…) even naar kantoor ben gegaan om te eten. (…) Ik heb inderdaad gepoogd mijn aanwezigheid af te tekenen, toen werd mij lik op stuk gegeven en gezegd dat dat niet mocht.(…)”

c.    Ter zitting in hoger beroep heeft verweerder onder meer verklaard dat hij naar zijn kantoor is gegaan, vervolgens is teruggekeerd om een deel van de cursus te volgen, maar in de lobby van het hotel is gaan zitten.

5.4    Wat van al deze verklaringen ook zij, vaststaat dat verweerder van de cursus “Vergoeding personenschade in het strafproces” geen enkel onderdeel heeft gevolgd en desondanks heeft gepoogd de deze cursus betreffende presentielijst te tekenen.

5.5    Evident is dat de presentielijst uitsluitend en alleen getekend mag worden door degenen die de cursus hebben gevolgd. In dat kader is volstrekt irrelevant wat de reden van afwezigheid is geweest.

5.6    Met de raad is het hof dan ook van oordeel dat verweerder reeds door zijn poging de presentielijst te tekenen terwijl hij tijdens de cursus in het geheel niet aanwezig is geweest, in strijd heeft gehandeld met de kernwaarde integriteit.

5.7    Het vorenstaande brengt mee dat het beroep van verweerder moet worden verworpen.

5.8    Omdat het hof een maatregel oplegt, zal het hof verweerder op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten in hoger beroep van de Nederlandse Orde van Advocaten van € 1.000.

5.9    Verweerder moet op grond van artikel 48ac, vierde lid, en artikel 48aa, tweede tot en met vierde lid, Advocatenwet het bedrag van € 1000 binnen vier weken na deze uitspraak overmaken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling hof van discipline” en het zaaknummer.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verwerpt het beroep;

veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten in hoger beroep van € 1000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald;

 

Aldus gewezen op 27 augustus 2018 door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans, G.J.L.F. Schakenraad, I.P.A. van Heijst en M.A. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier.

 

griffier    voorzitter            

De beslissing is op 29 oktober 2018 in het openbaar uitgesproken en op 29 oktober 2018 verzonden.