Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-12-2018
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2018:234
Zaaknummer
180212
Inhoudsindicatie
Beklag artikel 13 Advocatenwet. De deken heeft terecht het verzoek om aanwijzing van een advocaat afgewezen, omdat uit de verzoeken van klager onvoldoende blijkt voor welk probleem klager een advocaat nodig heeft en of daarvoor de bijstand van een advocaat vereist is. Ongegrond.
Uitspraak
BESLISSING
van 21 december 2018
in de zaak 180212
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Zeeland-West-Brabant
deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET
Klager heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Per brief van 19 juli 2018 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 26 juli 2018 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken zijn verzoek heeft afgewezen.
2 HET GEDING BIJ HET HOF
2.1 Het klaagschrift met bijlagen is op 27 juli 2018 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- het schrijven van klager van 10 augustus 2018, ontvangen ter griffie van het hof op 14 augustus 2018;
- het schrijven van klager van 15 augustus 2018, ontvangen ter griffie van het hof op 16 augustus 2018;
- de brief met bijlagen van de deken van 27 september 2018, ontvangen ter griffie van het hof op 28 september 2018.
2.3 Het hof heeft de zaak in raadkamer behandeld op 19 november 2018.
3 FEITEN
3.1 Het hof stelt, kort en zakelijk weergegeven, de volgende feiten vast.
3.2 Klager is in behandeling bij een tandarts, een tandheelkundig centrum en een kaakchirurg en heeft in ieder geval in 2015 en in 2018 diverse behandelingen ondergaan.
3.3 Klager is bij brief van 11 september 2015 van [medewerker notariskantoor], werkzaam bij notariskantoor [naam notariskantoor], geïnformeerd over de nalatenschap van zijn moeder en de afwikkeling daarvan. Op 30 november 2017 is verweerder door [naam notaris], werkzaam bij notariskantoor [naam notariskantoor], uitgenodigd voor een gesprek op kantoor.
3.4 Op 3 januari 2018 is door advocaat mr. [L.] een toevoeging aangevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand in verband met een erfrechtkwestie van klager. Zij beschrijft het rechtsprobleem als volgt in haar aanvraag:
“Er is sprake van een nalatenschap. Client heeft zelf geen idee hoe te handelen en de notaris verleent geen enkele medewerking. Notaris verschaft ondanks verzoeken daartoe geen enkele informatie. Ook bij zijn broer krijgt client nul op rekest. Het is voor client geenszins duidelijk waar hij recht op heeft en hoe hij dient te handelen. Client is eerst bij het Juridisch Loket geweest. Het Juridisch Loket heeft hem doorverwezen naar een advocaat.”
3.5 Op 2 januari 2018 heeft het kantoor van mr. [L.] een factuur van EUR 2.000,- aan klager gestuurd.
3.6 Bij brief van 17 januari 2018 is klager door de Raad voor Rechtsbijstand meegedeeld dat de aanvraag voor een toevoeging wordt afgewezen omdat klager geen advocaat nodig heeft. Klager heeft vervolgens bezwaar aangetekend bij de Raad voor Rechtsbijstand. Dat bezwaar is ongegrond verklaard. Mr. [L.] heeft klager hierover geïnformeerd op 30 mei 2018.
3.7 Klager heeft op 8 mei 2018 de Kamer voor het Notariaat benaderd met een klacht over [naam notaris]. Na betaling van het griffierecht heeft klager van de secretaris van de Kamer voor het Notariaat bericht ontvangen dat de klacht in behandeling wordt genomen.
3.8 Op 10 juli 2018 heeft klager de deken een brief met bijlagen gestuurd. De deken heeft deze brief geïnterpreteerd als een verzoek tot aanwijzing van een advocaat in de zin van artikel 13 Advocatenwet. Dat blijkt uit de brief van de deken van 13 juli 2018. Klager heeft op verzoek van de deken bij brief van 17 juli 2018 meer informatie verstrekt aan de deken, waarna de deken het verzoek op 19 juli 2018 onder verwijzing naar zijn brief van 13 juli 2018 heeft afgewezen.
4 BEOORDELING
4.1 Het verzoek om aanwijzing van een advocaat van klager van 10 juli 2018 bevat een uitgebreide beschrijving van diverse behandelingen door onder andere de kaakchirurg alsmede vragen van klager over nalatenschappen. Daarbij vermeldt klager dat hij advocaten heeft benaderd om hem bij te staan. Bij de brief van 10 juli 2018 heeft klager diverse bijlagen bijgevoegd, waaronder bankafschriften, correspondentie met een notaris en de Raad voor Rechtsbijstand, facturen van een kaakchirurg en tandheelkundig centrum, een afschrift van een testament. Uit de brief van de deken van 13 juli 2018 volgt dat de deken vooralsnog geen advocaat aanwijst, omdat niet duidelijk is of klager aan de voorwaarden voor aanwijzing voldoet. De deken heeft een aantal voorwaarden geformuleerd waaraan het verzoek van klager moet voldoen en verzoekt klager om meer informatie. Bij brief van 17 juli 2018 heeft klager een toelichting gegeven. De deken heeft in zijn brief van 19 juli 2018 klager geïnformeerd dat hij het verzoek om aanwijzing van een advocaat van klager afwijst, omdat de brief van klager geen feiten bevat die aanleiding geven tot aanwijzing van een advocaat over te gaan.
4.2 In artikel 13 lid 1 Advocatenwet is bepaald dat een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bijstand te verlenen in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, aan de deken kan vragen hem een advocaat aan te wijzen. In lid 2 van dit artikel is vervolgens bepaald dat de deken het verzoek alleen wegens gegronde redenen kan afwijzen. Volgens vaste jurisprudentie van het hof kan de deken het verzoek afwijzen indien de procedure die de rechtzoekende wil beginnen, geen redelijke kans van slagen heeft.
4.3 Het hof oordeelt dat de deken terecht onvoldoende aanleiding zag in de brieven van klager om tot aanwijzing van een advocaat over te gaan. Uit de brieven van klager blijkt niet, althans onvoldoende, voor welke vordering of voor welk juridisch probleem klager een advocaat nodig heeft en of daarvoor bijstand van een advocaat is vereist. Ondanks het verzoek van de deken om meer informatie en opheldering, heeft klager deze onderwerpen in zijn brieven niet opgehelderd. Ook de stukken die klager heeft ingestuurd maken niet duidelijk dat het hier gaat om een (zinvolle dan wel haalbare) procedure waarvoor klager de bijstand van een advocaat nodig heeft. Het verzoek van klager zal dan ook ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant van 19 juli 2018 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. D.V.E.M. Van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, W.A.M. van Schendel, J.A. Schaap, E.L. Pasma, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2018.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 21 december 2018.