Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-06-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2019:123
Zaaknummer
18-996/A/A
Inhoudsindicatie
Ongegrond verzet.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van
in de zaak 18-996/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 7 februari 2019 op de klacht van:
klagers
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 17 juli 2018 hebben klagers de onderhavige klacht over verweerder ingediend bij het Hof van Discipline in Den Haag. Bij beslissing van 31 juli 2018 heeft het Hof van Discipline de deken in het arrondissement Noord-Holland aangewezen voor onderzoek naar de klacht.
1.2 Bij brief aan de raad van 6 december 2018 met kenmerk 2018-684613, door de raad ontvangen op 7 december 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 7 februari 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.
1.4 Bij brief van 18 februari 2019, door de raad ontvangen op 21 februari 2019, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 14 mei 2019 in aanwezigheid van klagers. Klagers hebben het woord gevoerd aan de hand van een pleitnotitie. Verweerder is met bericht niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 18 februari 2019.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen de weergave van de feiten komen klagers in verzet op, in die zin dat de door de voorzitter vastgestelde feiten volgens klagers onvolledig dan wel onjuist zijn.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:
a. de voorzitter er belang bij heeft dat ook deze klacht tegen verweerder zoveel als mogelijk onbesproken blijft;
b. klagers niet de kans hebben gekregen om vooraf hun bezwaren tegen de voorzitter kenbaar te maken;
c. de voorzitter heeft verzuimd om de feiten zoals vermeld in het verzetschrift te benoemen in de voorzittersbeslissing;
d. de voorzitter heeft (net als in de voorzittersbeslissing van 28 juli 2018) een feit geponeerd, waarvan de voorzitter weet of behoorde te weten dat dit in strijd is met de waarheid;
e. de voorzitter feitelijk verweer voert namens verweerder;
f. de voorzitter de klacht niet volledig heeft weergegeven;
g. de voorzitter onterecht haar beslissing (mede) baseert op het verweer dat verweerder volgens bepaling 3.2 van de leidraad houdende regels inzake dekenale klachtbehandeling onderzoek heeft gedaan.
4 BEOORDELING
4.1 Alvorens tot een eventuele verdere inhoudelijke beoordeling van de klacht van klagers te kunnen komen, dient sprake te zijn van een gegrond verzet. Daartoe moet worden nagegaan of in redelijkheid geen twijfel over de juistheid van de beslissing van de voorzitter kan bestaan. Mogelijke contra-indicaties zijn het niet toepassen van een juiste maatstaf door de voorzitter of wanneer van onjuiste feiten is uitgegaan.
4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden in alle onderdelen kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. M.W. Schüller en R. Lonterman, leden, bijgestaan door mr. M.C. de Ruijter als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 juni 2019.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 17 juni 2019 verzonden.