Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-05-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2019:110

Zaaknummer

19-176/DH/DH

Inhoudsindicatie

voorzittersbeslissing. klacht tegen advocaat van de wederpartij over onzorgvuldig toezicht op de naleving van een schikking kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag

van 22 mei 2019

in de zaak 19-176/DH/DH

 

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 11 maart 2019 met kenmerk K248 2018 ar/smo, door de raad ontvangen op 12 maart 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klaagster is verwikkeld in een geschil met een achterneef over een deel van de inhoud van een door die achterneef geschreven boek.

1.2    Verweerder heeft de achterneef bijgestaan in dat geschil.

1.3    Klaagster heeft in kort geding staking van de verspreiding van het boek gevorderd. De voorzieningenrechter heeft de vordering bij vonnis van 5 juli 2017 afgewezen.

1.4    Klaagster heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Op 8 december 2017 heeft bij het gerechtshof een comparitie plaatsgevonden. Bij gelegenheid van deze zitting hebben klaagster en de achterneef een schikking getroffen. De schikking is in een proces-verbaal vastgelegd. Zakelijk weergegeven is overeengekomen dat de achterneef zich zal inspannen om de eerste druk van het boek terug te halen en opdracht zal geven tot een herdruk waarin bepaalde passages niet meer zullen voorkomen en dat klaagster de kosten van de herdruk van het boek en verzending daarvan voor haar rekening zal nemen. Punten 5 en 6 van het proces-verbaal luiden, voor zover in deze tuchtzaak relevant, als volgt:

“5. De kosten van herdruk, begroot op € 485,-, en de portokosten van verzending om datgene wat is afgesproken te realiseren, worden gedragen door [klaagster].

6. [Klaagster] betaalt aan [de achterneef] (…) een bedrag van € 2828,-, zijnde de kostenveroordeling van de eerste aanleg en het hoger beroep (…). Dit bedrag zal tezamen met de € 485,- voornoemd worden overgemaakt op de derdengeldenrekening van [verweerder]: (…), derhalve € 3313,-. Deze betaling zal worden gedaan binnen 14 dagen na heden. [Verweerder] zal dit bedrag pas doorbetalen als de herdruk aan [klaagster] beschikbaar is gesteld en haar een kennisgeving is gedaan van de verzending van de boekjes aan betrokkenen.”

1.5    Bij e-mail van 20 december 2017 heeft verweerder aan de advocaat van klaagster bericht dat hij de hierboven genoemde € 3313,- op zijn derdengeldenrekening heeft ontvangen.

1.6    Bij e-mail van 31 januari 2018 heeft de advocaat van klaagster aan verweerder laten weten dat klaagster de herdruk van het boek heeft ontvangen en dat de overeengekomen wijzigingen daarin niet zijn doorgevoerd. De advocaat heeft verweerder in de e-mail verzocht om het op de derdenrekening bijgeschreven bedrag onder zich te houden en niet door te betalen aan de achterneef.

1.7    Op 21 februari 2018 heeft verweerder het volgende aan de advocaat van klaagster geschreven:

“Cliënt heeft van de drukker vernomen dat de boekjes van de tweede druk met de verkeerde achterkant aan hem zijn geretourneerd. Het omslag is opnieuw en nu correct gedrukt en de drukker is doende met het verzendklaar maken. Via cliënt ontvang ik binnen enkele dagen de factuur van de verzendkosten. Ik zal u die doorzenden ter betaling door uw cliënte op onze derdengelden rekening, waarna de correcte verzending zal kunnen plaatsvinden. (…)

Het is voor iedereen vervelend dat de drukker bij de tweede druk onbedoeld een fout maakte. De gevolgen daarvan worden conform de afspraken hersteld. Ik bericht u op korte termijn nader.”

1.8    Op 23 februari 2018 heeft verweerder de advocaat van klaagster laten weten dat de herdruk van het boek gereed is voor verzending, dat de kosten daarvan € 125,- bedragen en dat tot verzending wordt overgegaan na ontvangst van dat bedrag van klaagster. Verweerder heeft verder het volgende geschreven:

“Anders dan u lijkt te menen heb ik geen toestemming van u of uw cliënte nodig om het bedrag op de derdengeldenrekening aan cliënt door te betalen. Ik ben daartoe vrij zodra aan de in het PV genoemde voorwaarden is voldaan. Ik ga dus ook geen bedrag van € 500,- inhouden met betrekking tot kosten waarvan cliënt de verschuldigdheid door cliënt wordt betwist.

Ik wacht betaling door uw cliënte af. Het nalaten van betaling zal mij niet verhinderen het bedrag vanaf de derdengeldenrekening aan cliënt te voldoen. Ik kan in alle redelijkheid concluderen dat aan de voorwaarden van punt 6 van het PV is voldaan.”

1.9    Op 27 februari 2018 heeft verweerder aan de advocaat van klaagster laten weten dat de “correcte herdruk” van het boek aan klaagster beschikbaar is gesteld en dat de overige exemplaren van het boek voor verzending klaarliggen bij de drukker in afwachting van het bericht dat klaagster de verzendkosten  heeft voldaan. Verweerder heeft verder nog geschreven:

“(…) Aansluitend op mijn bericht van vrijdag 23 februari jl. constateer ik dat voldaan is aan het bepaalde onder punt 6 van het proces-verbaal, zodat ik het bedrag van € 3.313,- zal doorbetalen aan cliënt. (…)”

1.10    In een e-mail van 1  mei 2018 aan klaagster heeft haar advocaat onder meer geschreven dat klaagster de exemplaren van de herdruk van het boek bij de drukker heeft opgehaald en daarbij ook de lijst met (adressen van) de ontvangers heeft gekregen.

1.11    Bij brief van 13 november 2018 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder dat hij onvoldoende zorgvuldig is geweest bij het toezicht op de naleving van de verplichtingen die de achterneef door middel van de regeling op zich heeft genomen. Verweerder heeft bovendien te vroeg een door klaagster ten bate van de achterneef op de derdengeldenrekening van verweerder bijgeschreven bedrag aan de achterneef betaald.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft aangevoerd dat hij geen verantwoordelijkheid draagt voor de nakoming van de afspraken tussen klaagster en de achterneef en dat hij geen bemoeienis heeft gehad met de herdruk van het boek, het opstellen van een lijst met (adressen van) ontvangers en de verzending. Verweerder heeft de achterneef zo goed mogelijk begeleid bij het maken en nakomen van de afspraken en het herstellen van de fout van de drukker. Klaagster heeft volgens verweerder verzuimd om de verzendkosten te voldoen en is daarmee in crediteurenverzuim komen te verkeren. Volgens verweerder stond het hem, nu aan alle voorwaarden in de schikking was voldaan, vrij om het aan de achterneef toekomede bedrag dat klaagster op zijn derdenrekening had bijgeschreven aan hem door te betalen.

 

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter stelt voorop dat de tuchtrechter de vraag beantwoordt of de beklaagde advocaat heeft gehandeld zoals dat een behoorlijk handelend advocaat betaamt. De inhoud van het boek, het over en weer in de civiele procedure gestelde en het oordeel van de civiele rechter daarover zijn niet ter beoordeling van de tuchtrechter. Hetgeen partijen daarover hebben gesteld in deze klachtprocedure zal daarom niet worden besproken in deze beslissing.

4.2    De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klaagster. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

4.3    Klaagster en de achterneef zijn partijen bij de afspraken zoals vastgelegd in het proces-verbaal. Verweerder is daarbij geen partij en is aldus niet verantwoordelijk voor de naleving van de afspraken. Van een redelijk handelend advocaat mag echter wel worden verwacht dat hij zijn cliënt wijst op diens plicht om afspraken na te komen. Uit het dossier blijkt dat verweerder zijn cliënt heeft begeleid bij de nakoming van de afspraken. Aldus kan niet worden vastgesteld dat verweerder op dit punt niet heeft gehandeld zoals dat een behoorlijk handelend advocaat betaamt. De klacht is in zoverre kennelijk ongegrond.

4.4    Uit de hiervoor in 1.10 weergegeven e-mail van de advocaat van klaagster blijkt dat klaagster de exemplaren van het boek en de lijst met ontvangers heeft opgehaald bij de drukker. Hiermee heeft klaagster bewerkstelligd dat de achterneef niet meer (zelfstandig) kon voldoen aan de verbintenis die ertoe strekt dat hij de boeken moest verzenden. Gelet op de in de schikking overeengekomen voorwaarden stond het verweerder onder deze omstandigheden vrij om de door klaagster gedane betaling door te storten op de rekening van de achterneef. Ook in zoverre is de klacht kennelijk ongegrond.

4.5    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A. Tijs als griffier op 22 mei 2019.