Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-05-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2019:109

Zaaknummer

19-192/DH/DH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een familierechtelijke kwestie kennelijk ongegrond. De voorzitter overweegt dat aan bewijslevering door getuigen die klager met naam heeft genoemd niet wordt toegekomen, omdat de klacht in het licht van de gemotiveerde betwisting van verweerster onvoldoende feitelijk is onderbouwd. 

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 22 mei 2019

in de zaak 19-192/DH/DH

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

tegen:

 

verweerster

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 25 maart 2019 met kenmerk K216 2018 ar/sh, door de raad ontvangen op 26 maart 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager is verwikkeld in een geschil met zijn ex-partner (hierna: de vrouw). Klager en de vrouw hebben twee minderjarige kinderen. 

1.2    Op 28 juli 2018 heeft klager op de website van Veilig Thuis een beoordeling achtergelaten.

1.3    Op 23 augustus 2018 heeft de kinderrechter een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling van de kinderen van klager  en de vrouw behandeld. De vrouw is tijdens de zitting bijgestaan door verweerster. Delen van het proces-verbaal van de zitting bevinden zich in het klachtdossier

1.4    Bij brief van 26 september 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster, zakelijk weergegeven, dat zij zijn belangen als wederpartij van haar cliënte heeft geschaad.

2.2    Ter onderbouwing van zijn klacht heeft klager het volgende gesteld. Verweerster heeft gelogen tegen de rechter over verschillende onderwerpen. Verweerster heeft zich schuldig gemaakt aan laster tijdens de zitting op 23 augustus 2018. Verweerster heeft gelogen door te zeggen dat de relatie van klager met zijn advocaat niet goed was en dat klager haar zou bedreigen. Verweerster heeft verder onwaarheden in een verzoek strekkend tot een contact- en straatverbod gezet en zij heeft uitspraken van Veilig Thuis en de politie verdraaid. Verweerster heeft geprobeerd om de advocaat van klager woorden in de mond te leggen. Verweerster heeft een contact- en straatverbod “en begeleide omgangsprocedures” ingezet “als chantagemiddel”. Verweerster heeft opzettelijk een ouderschapsplan ingediend dat klager niet heeft ondertekend en zij heeft twee maal een goedgekeurd ouderschapsplan op het laatste moment ingetrokken. Verweerster heeft klager “op verzonnen verhalen laten arresteren” en zij heeft “laster [gepleegd] bij betrokken instanties voorafgaande aan zittingen”.

2.3    Klager heeft verder gesteld dat verweerster op de verjaardag van de kinderen is geweest in bijzijn van de nieuwe partner van de vrouw die “sinds eind juni niet meer in de buurt van de kinderen [mag] komen” in verband met “kindermishandeling en gewelddadig gedrag in het verleden”. 

2.4    Klager heeft bij repliek naar voren gebracht dat (onder meer) met naam genoemde medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming, de Jeugdbescherming, Veilig Thuis en de politie bereid zijn om te getuigen in deze klachtzaak.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft betwist dat zij zich lasterlijk heeft uitgelaten tijdens de zitting op 23 augustus 2018. Verweerster heeft ook weersproken dat zij heeft gelogen tegen de rechter. Ze verwijst daarbij naar de inhoud van het proces-verbaal, waaruit blijkt dat wat zij ter zitting heeft gezegd overeenkomt met hetgeen de vrouw naar voren heeft gebracht. Verweerster heeft weersproken dat zij zich heeft uitgelaten over de relatie tussen klager en zijn advocaat of over bedreiging van deze advocaat.

3.2    Verweerster heeft erop gewezen dat alles wat in de dagvaarding voor het straat- en contactverbod is opgenomen door de Raad voor de Kinderbescherming in een rapport is vastgesteld. Volgens verweerster hebben Veilig Thuis en de Gezinsbeschermer er bij de vrouw op aangedrongen om een ouderschapsplan overeen te komen en om aangiftes van klager en de vrouw over en weer in te trekken. De advocaat van klager heeft dit ook telefonisch besproken met verweerster.

3.3    Verweerster heeft niet geprobeerd de advocaat van klager woorden in de mond te leggen. Klager heeft in verband met dit deel van de klacht verwezen naar een e-mail van verweerster, maar volgens verweerster betreft het een e-mail waarin zij een eerder telefoongesprek met de advocaat van klager heeft bevestigd.

3.4    Verweerster heeft betwist dat zij op de verjaardag van de kinderen is geweest. verweerster heeft in dit verband nog aangevoerd niet bekend te zijn met een nieuwe partner van de vrouw, laat staan met een omgangsverbod opgelegd aan deze persoon.

3.5    Verweerster heeft betwist enige procedure als chantagemiddel te hebben ingezet.

3.6    Ten aanzien van het eerste ouderschapsplan heeft verweerster aangevoerd dat dit ondertekend was en dat zij geen grond had om aan te nemen dat de handtekening niet van klager was. Op verzoek van klager heeft verweerster het ouderschapsplan en het verzoekschrift naar hem toe gestuurd. Klager heeft daarop niet gereageerd. Volgens verweerster is onwaar dat haar cliënte twee maal een ouderschapsplan heeft ingetrokken; het eerste ouderschapsplan is door klager ingetrokken en vervangen door een ander ouderschapsplan. Vanwege ontwikkelingen heeft de vrouw vervolgens om een wijziging van het plan verzocht.

3.7    Volgens verweerster is klager aangehouden en ingesloten op het politiebureau. Grond daarvoor waren meerdere aangiften van de vrouw inzake bedreiging en “grote zorgen over de veiligheid van moeder en kinderen op basis van het grillige gedrag van de vader”. Ter onderbouwing van het verweer op dit punt heeft verweerster de beoordeling van klager op de website van Veilig Thuis overgelegd, waarin klager volgens verweerster bedreigingen uit jegens (onder anderen) de vrouw.

3.8    Verweerster heeft tot slot betwist dat zij zich lasterlijk heeft uitgelaten over klager. Verweerster heeft erop gewezen dat alleen op 23 augustus 2018 een zitting heeft plaatsgevonden. Tegen de beslissing van de rechter in deze zaak heeft klager geen hoger beroep ingesteld.

 

4    BEOORDELING

4.1    De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (2) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (1) genoemde beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

4.2    Klager heeft zijn klacht summier onderbouwd. Verweerster heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd. De voorzitter heeft op basis van het klachtdossier niet kunnen vaststellen dat verweerster de grens van de vrijheid die haar toekomt heeft overschreden of dat zij zich anderszins heeft gedragen zoals dat een behoorlijk handelend advocaat niet betaamt.  De klacht is kennelijk ongegrond.

4.3    De voorzitter voegt daar nog aan toe dat klager weliswaar met naam genoemde mogelijke getuigen heeft voorgedragen, maar bij gebrek aan – tegenover de betwisting door verweerster - voldoende feitelijke onderbouwing van zijn klacht, wordt aan bewijslevering door getuigen niet toegekomen.

4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A. Tijs als griffier op 22 mei 2019.