Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-04-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2019:74

Zaaknummer

19-074

Inhoudsindicatie

Het dekenbezwaar behelst dat verweerster in 2017 en 2018 onvoldoende opleidingspunten heeft behaald. Zij heeft de mogelijkheid om dit te herstellen door het indienen van een opleidingsplan voor 2019 niet gebruikt. Bovendien heeft zij verzuimd de deken de door hem in de aan verweerster gezonden brieven gevraagde inlichtingen te verstrekken. Hierdoor frustreert verweerster de toezichthoudende rol van de deken. Ook heeft verweerster gehandeld in strijd met artikel 6.5 van de VODA. Bij een kantoorbezoek door de deken is gebleken dat de jaarrapporten 2016 en 2017 niet gereed zijn. De raad schrapt verweerster van het tableau.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 29 april 2019

in de zaak 19-074

naar aanleiding van het dekenbezwaar van:

 

deken

tegen

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 8 februari 2019 met kenmerk 2019 KNN016/787567, door de raad ontvangen op 11 februari 2019 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) bij de raad een dekenbezwaar ingediend over verweerster.

1.2    Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 12 april 2019 in aanwezigheid van de deken. Verweerster is niet verschenen. Bij e-mailbericht van 11 april 2019 om 16.05 uur heeft verweerster aan de griffie bericht dat zij vanwege een medisch probleem de volgende dag een arts wenst te raadplegen. Zij heeft daarom gevraagd om een aanhouding van de behandeling van de zaak. Bij e-mailbericht van diezelfde middag om 17.17 uur heeft de griffie aan verweerster laten weten dat de voorzitter na de deken gehoord te hebben geen uitstel van de behandeling verleent. Het had in de rede gelegen dat verweerster de afspraak met de dokter op een ander moment had gemaakt nu zij al enige tijd op de hoogte was van de datum en het tijdstip van de behandeling van het bezwaar.

1.3    Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    een brief van de griffie aan verweerster van 11 april 2019.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van het dekenbezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Op 15 januari 2019 heeft de deken, vergezeld van de stafjurist mr. R. G., een kantoorbezoek gebracht aan verweerster.

2.3    Bij brief van 16 januari 2019 heeft de deken aan verweerster verzocht om binnen 14 dagen een aantal stukken aan hem toe te zenden en wel:

-    polis AON van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering;

-    opleidingsplan 2019;

-    geheimhoudingsverklaring ICT-er;

-    kantoorklachtenregeling;

-    beeld van de huidige financiële situatie;

-    overzicht debiteuren;

-    model opdrachtbevestiging toegevoegde cliënt.

2.4    Bovendien heeft de deken verzocht om de jaarrapporten 2016 en 2017 binnen één maand aan hem toe te sturen.

2.5    Op deze verzoeken heeft verweerster niet gereageerd.

2.6    Bij brief van 23 januari 2019 heeft de deken verweerster een verslag van het kantoorbezoek gezonden. Hij heeft daarbij opgemerkt dat de dossiers die tijdens het bezoek zijn ingezien niet aan alle daaraan te stellen eisen voldoen.

2.7    Verweerster heeft in 2017 en 2018 geen opleidingspunten gehaald.

2.8    Verweerster heeft de financiële kengetallen 2016 en 2017 niet (tijdig) aan de FTA (van de NOvA) toegezonden.

 

3    DEKENBEZWAAR

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerster in strijd met hoofdstuk 4 van de VODA heeft gehandeld. Zij heeft in 2017 en 2018 geen opleidingspunten gehaald;

b)    Verweerster heeft gehandeld in strijd met artikel 29 van de Gedragsregels. Zij heeft verzuimd de deken de door hem gevraagde inlichtingen te verstrekken. Hierdoor frustreert verweerster de toezichthoudende rol van de deken.

c)    Verweerster heeft gehandeld in strijd met artikel 6.5 van de VODA. Bij het kantoorbezoek is gebleken dat de jaarrapporten 2016 en 2017 niet gereed zijn.

 

4    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Verweerster heeft niet bestreden dat zij in de jaren 2017 en 2018 geen opleidingspunten heeft gehaald. Zij heeft de mogelijkheid om dit te herstellen door het indienen van een opleidingsplan voor 2019 niet gebruikt. Dit onderdeel van het bezwaar is gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    Bij gebreke van een betwisting neemt de raad aan dat verweerster niet gereageerd heeft op de brieven van de deken van 16 en 23 januari 2019. Daarmee frustreert zij de toezichthoudende taak van de deken en handelt zij in strijd met artikel 29 van de Gedragsregels 2018. Dit onderdeel van het bezwaar is eveneens gegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.3    Voor de raad staat vast bij gebreke van enige ontkenning van verweerster, dat haar jaarrapporten 2016 en 2017 niet gereed zijn. Dit is in strijd met artikel 6.5 lid 1 sub b van de VODA. Ook dit onderdeel van het bezwaar is gegrond.    

 

5    MAATREGEL

5.1    Gezien de ernst van de verwijten van de deken en de houding van verweerster is naar het oordeel van de raad de maatregel van schrapping geboden.

 

6    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

6.1    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a)    € 750,00 in verband met de kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

b)    € 500,00 in verband met de kosten van de Staat.

6.2    Verweerster dient het bedrag van € 750,00 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer 19-074.

6.3    Verweerster dient het bedrag van € 500,00 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer NL 05 INGB 0705 003981 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “tuchtrechtelijke kostenveroordeling advocatuur, DGRR” en het zaaknummer 19-074.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het dekenbezwaar gegrond;

-    legt aan verweerster de maatregel van schrapping op ingaande op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 750,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 6.2;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 500,00 aan de Staat, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 6.3.

 

Aldus gewezen door mr. mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. M.L.C.M. van Kalmthout, P. Rijnsburger, N.H.M. Poort, H.Q.N. Renon, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 april 2019.

 

Griffier                                                                           Voorzitter

 

Verzonden d.d. 29 april 2019.