Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-06-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2019:118
Zaaknummer
19-019/A/A
Inhoudsindicatie
Ongegrond verzet.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 3 juni 2019
in de zaak 19-019/A/A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 14 februari 2019 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij e-mail van 15 mei 2018 heeft klager een klacht ingediend over verweerder. Bij beslissing van 29 mei 2018 heeft de voorzitter van het Hof van Discipline de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) aangewezen om het onderzoek naar de klacht uit te voeren.
1.2 Bij brief aan de raad van 3 januari 2019 met kenmerk 2018-684607, door de raad ontvangen op 3 januari 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 14 februari 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 14 februari 2019 is verzonden aan klager.
1.4 Bij brief van 12 maart 2019, door de raad ontvangen op 14 maart 2019, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 6 mei 2019. Verweerder is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Klager is evenmin verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 12 maart 2019.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.
3 VERZET
De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
3.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a) heeft de voorzitter niet onderbouwd waarom verweerder het vertrouwen in de advocatuur niet heeft geschaad. De loutere stelling dat dit niet het geval is, is hierin volstrekt onvoldoende. Het is voorts aan verweerder om te bewijzen dat hij wel volledig van de kwestie op de hoogte was.
3.2 Ten aanzien van klachtonderdeel b) heeft verweerder volgens klager helemaal niet toegelicht waarom klagers vragen aanleiding waren voor een kantoorbezoek. Klager heeft verder wel degelijk onderbouwd dat het niet om een gewoon kantoorbezoek ging, maar om een kantoorbezoek naar aanleiding van klagers vragen.
3.3 Ten aanzien van klachtonderdeel c) heeft klager wel degelijk onderbouwd dat verweerder het dekenbezwaar liet afhangen van de uitkomst van een gesprek over een andere zaak.
3.4 Ten aanzien van klachtonderdeel d) heeft klager heel duidelijk de door verweerder ingenomen standpunten betwist. Toch heeft verweerder de door de gemeente geuite beschuldigingen als waarheid gepresenteerd, terwijl deze helemaal niet blijken uit de e-mail van klager van 19 juli 2017.
4 BEOORDELING
4.1 Alvorens tot een eventuele verdere inhoudelijke beoordeling van de klacht van klager te kunnen komen, dient sprake te zijn van een gegrond verzet. Daartoe moet worden nagegaan of in redelijkheid geen twijfel over de juistheid van de beslissing van de voorzitter kan bestaan. Mogelijke contra-indicaties zijn het niet toepassen van een juiste maatstaf door de voorzitter of wanneer van onjuiste feiten is uitgegaan.
4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, G. Kaaij, E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 juni 2019.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 3 juni 2019
verzonden.