Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-04-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2019:81

Zaaknummer

18-624/A/A

Inhoudsindicatie

Het verzet van zowel klager als verweerder is ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 18 april 2019

in de zaak 18-624/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 24 september 2018 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 29 november 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 9 augustus 2018 met kenmerk 40-17-0411/97638, door de raad ontvangen op 10 augustus 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 24 september 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 24 september is verzonden aan partijen.

1.4    Bij brief van 23 oktober 2018, door de raad ontvangen op 23 oktober 2018, heeft de gemachtigde van verweerder namens verweerder verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij brief van 24 oktober 2018, door de raad ontvangen op 24 oktober 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    De verzetten van verweerder en klager zijn behandeld ter zitting van de raad van 19 maart 2019 in aanwezigheid van klager en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde. De zitting heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van de verzetschriften verweerder en klager van 23 respectievelijk 24 oktober 2018. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de e-mails met bijlagen van klager aan de raad van 8 maart 2019.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komen klager en verweerder in verzet niet op.

3    VERZET

De verzetsgrond van verweerder houdt, kort en zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1    De voorzitter had de klacht van klager reeds vanwege het ontbreken van een onderbouwing daarvan, kennelijk ongegrond moeten verklaren.

De gronden van het verzet van klager houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.2    Anders dan de voorzitter heeft overwogen, mocht verweerder niet zonder meer afgaan op de stellingen van de vrouw. De brief van verweerder is gericht aan het Openbaar Ministerie en de daarin opgenomen stellingen bevatten zeer ernstige strafbare feiten. Alleen daarom al is sprake van een uitzonderingsgeval.

3.3    Niet alleen is sprake van een uitzonderingsgeval, ook had verweerder zich van het doen van de gewraakte uitlatingen moeten onthouden op grond van de afweging tussen het voordeel dat hij hiermee voor zijn cliënte wilde bereiken tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij, klager, toebrengt.

3.4    De enige grondslag voor de brief van verweerder aan het Openbaar Ministerie is de door de vrouw tegen klager ingediende valse aangifte, die de vrouw meteen daags daarop zag sneuvelen wegens ongeloofwaardigheid van de toedracht en het letsel.

3.5    Verweerder heeft de uitlatingen niet in een procedure, maar aan een derde gedaan.

4    BEOORDELING

4.1    Alvorens tot een eventuele verdere inhoudelijke beoordeling van de klacht te kunnen komen, dient sprake te zijn van een gegrond verzet. Daartoe moet worden nagegaan of in redelijkheid geen twijfel over de juistheid van de beslissing van de voorzitter kan bestaan. Mogelijke contra-indicaties zijn het niet toepassen van een juiste maatstaf door de voorzitter of wanneer van onjuiste feiten is uitgegaan.

4.2    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager en verweerder aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden, daaronder begrepen de afweging van de voorzitter om de zaak niet reeds op basis van een voorvraag af te doen.

4.3    Nu de verzetten van klager en verweerder tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten opleveren is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moeten de verzetten ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

    verklaart de verzetten ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. S. Wieberdink en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 april 2019.

Griffier    Voorzitter

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 18 april 2019 verzonden.