Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-04-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2019:68
Zaaknummer
19-217/DB/LI
Inhoudsindicatie
Over het optreden van een advocaat in diens hoedanigheid van curator staat ingevolge artikel 69Fw de weg open om bij de rechter-commissaris op te komen. Niet gebleken dat vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort
’s-Hertogenbosch van 18 april 2019
in de zaak 19-217/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 4 april 2019 met kenmerk K18-134, door de raad per e-mail ontvangen op 4 april 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan:
1.1 Klager is ten gevolge van medische problemen in december 2015 opgenomen in het ziekenhuis. Klager is ingevolge de beslissing van het Hof van Discipline op 4 december 2015 geschrapt van het tableau.
1.2 De Raad voor Rechtsbijstand heeft in januari 2016 desgevraagd door mr. X 49 toevoegingen, die op naam van klager stonden, gemuteerd op naam van mr. X. Hierover heeft de Raad voor Rechtsbijstand geen overleg met klager gehad. Klager was wegens zijn medische situatie op dat moment niet aanspreekbaar. Klager heeft in oktober 2016 bezwaren geuit tegen voormelde mutatie van de toevoegingen.
1.3 Op 26 september 2017 is het faillissement van mr. X uitgesproken met benoeming van verweerder tot curator. Klager heeft zich tot verweerder gewend met een door hem gestelde vordering op mr. X. Tussen klager en verweerder is een dispuut ontstaan over de (on)rechtmatigheid van voormelde mutatie door mr. X van de 49 aan klager verleende toevoegingen. Klager stelt op grond van de onrechtmatige mutatie van de aan hem verstrekte toevoegingen een vordering wegens schadevergoeding te hebben op mr. X van in ieder geval € 90.000,-. Verweerder heeft klager bericht dat hij, gezien het gebrek aan objectief bewijs, niet kon overgaan tot erkenning van het ‘onrechtmatig’ muteren door mr. X en dat hij derhalve de vordering van klager in het faillissement niet kon erkennen.
1.4 De Raad voor Rechtsbijstand heeft per e-mail van 30 oktober 2018 aan klager verzocht om in de zaken, waarin de aan klager verleende toevoeging door mr. X was overgenomen en waarin door mr. X volgens diens opgave geen werkzaamheden waren verricht, per zaak met stukken onderbouwd aan te geven of, en zo ja welke, werkzaamheden door klager in die zaken zijn verricht.
1.5 Mr. X heeft per e-mail van 20 november 2018 aan klager verzocht hem in de zaken waarin de toevoegingen op naam van mr. X waren gemuteerd, in verband met de administratieve afwikkeling van die toevoegingen, urenspecificaties met bijbehorende onderliggende stukken van de door klager in die zaken verrichte werkzaamheden te doen toekomen.
1.6 Verweerder heeft per e-mail van 29 november 2018 aan klager bericht dat hij mr. X had verzocht zijn medewerking te verlenen aan de benodigde financiële afwikkeling van de toevoegingsdossiers bij de Raad voor Rechtsbijstand. In dat kader heeft hij klager verzocht om de vraagstelling van mr. X in zijn e-mail van 20 november 2018 aan klager te beantwoorden.
1.7 Bij brief van 1 december 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:
1. in strijd met door klager overgelegde bewijsstukken weigert om zijn medewerking te verlenen aan de teruggave van de aan klager toebehorende toevoegingen, die volledig buiten het faillissement van mr. X dienen te blijven;
2. ten onrechte zaken waarin door mr. X geen werkzaamheden zijn verricht, willens en wetens ziet als een gerealiseerde opbrengst die aan de boedel ten goede dient te komen en aldus in het faillissement van mr. X valt;
3. weigert gehoor te geven aan eerdere verzoeken tot afgifte van dossiers die mr X in zijn bezit heeft;
4. de deken onjuist geïnformeerd heeft over het bezit van deze dossiers.
Klager heeft ter toelichting op zijn klacht onder meer het volgende naar voren gebracht.
2.1 De voormalige deken heeft in september 2016 al aangegeven dat de betreffende toevoegingen - 49 voor zover correct - dienen te worden teruggegeven aan klager, als rechthebbende op deze toevoegingen, waarbij mr. X eveneens op of omstreeks 4 oktober 2016 heeft aangegeven dat de betreffende mutaties door hem zullen worden ‘terug gemuteerd’. Aldus handelt verweerder in strijd met de daartoe aan hem verstrekte gegevens klachtwaardig door eenzijdig te bepalen dat de betreffende toevoegingen in de boedel vallen.
2.2 Het bericht van de Raad voor Rechtsbijstand d.d. 30 oktober 2018, dat mr. X 33 toevoegingen had teruggestuurd omdat door hem in deze zaken geen werkzaamheden waren verricht, staat haaks op het verzoek van mr. X aan klager d.d. 20 november 2018 tot toezending van urenspecificaties aan mr. X teneinde de werkzaamheden van klager in de op naam van mr. X staande toevoegingen als zaak van mr. X te declareren. Verweerder reageerde desgevraagd met een verzoek om gehoor te geven aan het verzoek van mr. X.
3 VERWEER
Het verweer luidt - zakelijk weergegeven - als volgt.
3.1 Verweerder heeft enkel in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van mr. X contact gehad met klager, nimmer in diens hoedanigheid van advocaat. Indien klager zich wenst uit te laten over de wijze waarop verweerder zijn rol als curator heeft uitgevoerd, dient hij zich tot de rechter-commissaris te wenden, nu deze is belast met het toezicht op het handelen van een curator. De onderhavige kwestie leent zich niet voor een klachtprocedure op grond van de Advocatenwet. Klager dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3.2 Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van mr. X geen bevoegdheid noch praktische mogelijkheden om de door mr. X van klager overgenomen toevoegingen “terug te muteren” op naam van klager, terwijl daarvoor evenmin een grondslag bestaat. Indien en voor zover de verhaalschets van klager vast zou komen te staan, kan dit slechts leiden tot een verifieerbare (op geld waardeerbare) vordering in het faillissement van mr. X. Klager heeft echter nimmer urenspecificaties verstrekt. Aldus kan niet worden vastgesteld of klager een verifieerbare vordering in het faillissement van mr. X uit hoofde van de door deze overgenomen toevoegingen heeft.
3.3 Het staat verweerder niet vrij om (vergoedingen uit hoofde van de) toevoegingen buiten het faillissement om aan klager te verstrekken, zelfs niet indien de mutatie van de toevoegingen op onrechtmatige wijze zou hebben plaatsgevonden. Het bericht van de Raad voor Rechtsbijstand van 30 oktober 2018 maakt dit niet anders.
3.4 Verweerder heeft geen cliëntdossiers in zijn bezit en kan derhalve niet tot teruggave daarvan overgaan. Voor zover verweerder bekend, zijn deze ook niet meer in het bezit van mr. X.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht heeft betrekking op gedragingen van verweerder in diens hoedanigheid van curator in het faillissement van mr. X. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, zoals die van curator, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Het criterium waaraan het handelen van een advocaat die optreedt in een andere hoedanigheid wordt getoetst, is echter een beperkter criterium dan dat waaraan het handelen van een advocaat als zodanig wordt getoetst. In een dergelijk geval wordt enkel getoetst of de advocaat zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad. Om dit te kunnen beoordelen dient een klacht in behandeling te worden genomen. De voorzitter gaat op grond van het bovenstaande voorbij aan het verweer dat de klacht niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
4.2 Voor het handelen van een advocaat in diens hoedanigheid van curator brengt bovenvermelde maatstaf mee dat niet snel van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen sprake zal zijn. Voor een advocaat, die optreedt als curator, geldt voorts dat de rechter-commissaris toezicht houdt op het beheer en de vereffening van de failliete boedel door de curator en dat de curator aan deze rechter-commissaris verantwoording verschuldigd is. De wet geeft in artikel 69 Faillissementswet aan crediteuren de mogelijkheid om bij de rechter-commissaris schriftelijk op te komen tegen het optreden van de curator aangaande het beheer en de afwikkeling van de failliete boedel.
4.3 De voorzitter zal de vraag moeten beantwoorden of de gedragingen van verweerder bij de vervulling van zijn taak als curator op zichzelf beoordeeld zodanig ernstig zijn, dat sprake is van een schending van het vertrouwen in de advocatuur. Hiervan is naar het oordeel van de voorzitter op basis van de aan de raad overgelegde stukken geen sprake.
4.4 Klager en verweerder verschillen van mening over de (on)rechtmatigheid van de mutatie van de toevoegingen op naam van mr. X in januari 2016. Verweerder heeft op basis van de aan hem overgelegde stukken geoordeeld dat er geen grond was om de vordering van klager in het faillissement te erkennen. Dat verweerder het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad is niet gebleken. Voor zover klager zich met het standpunt van verweerder niet kan verenigen, staat voor hem ingevolge het bepaalde in artikel 69 Faillissementswet de weg open om bij verzoekschrift tegen de beslissing van verweerder bij de rechter-commissaris op te komen.
4.5 Hetzelfde geldt ten aanzien van de mededeling van verweerder dat hij noch mr. X beschikken over de door klager verzochte dossiers, en dat derhalve niet tot afgifte daarvan kan worden overgegaan. Voor zover klager van mening is dat verweerder in strijd met de waarheid heeft verklaard dat hij niet over procesdossier beschikt, staat voor hem op grond van het bepaalde in artikel 69 Faillissementswet de weg open om zich te wenden tot de rechter-commissaris. Ter zake komt de tuchtrechter geen bevoegdheid toe. Dit zou slechts anders zijn indien vast zou staan dat verweerder in strijd met de waarheid heeft verklaard, waardoor het vertrouwen in de advocatuur zou kunnen zijn geschaad. Hiervan is uit de aan de raad overgelegde stukken niet gebleken.
4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 18 april 2019.
Griffier Voorzitter