Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-04-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2019:67

Zaaknummer

19-115/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft klagers zaak niet behandeld en is niet verantwoordelijk voor handelen van kantoorgenoot. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

van 24 april 2019

in de zaak 19-115/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

tegen:

 

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van het e-mailbericht van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) van 1 maart 2019 met kenmerk K18-122 en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan:

1.1       Klager heeft zich in december 2017 gewend tot verweerders kantoor omdat hij hulp wilde bij de afwikkeling van de nalatenschap van zijn overleden ouders. Op 18 december 2017 heeft klager een intakegesprek gevoerd met verweerder. Vervolgens is afgesproken dat verweerders kantoorgenoot mr. L klagers zaak zou behandelen en dat verweerder mr. L daarbij enkel zou begeleiden.

1.2       Mr. L heeft de opdracht aan klager bevestigd bij brief d.d. 22 december 2017.  Klagers zaak is verder behandeld door mr. L, die het dossier, vanwege het uitblijven van een reactie van klager, op 23 maart 2018 heeft gesloten.

1.3       Klager heeft op 2 oktober 2018 bij de deken een gelijkluidende klacht ingediend tegen             verweerder en tegen mr. L. De klacht bestond uit vijf onderdelen. Bij repliek dd. 14             november 2018 heeft klager bericht dat hij persisteert bij de klacht ter zake het onjuist             beweerde (vermoedelijke) overlijden van zijn oudste broer. Voorts heeft hij bericht:

            “De andere onderdelen van de klacht die inhoudelijk zijn, trekt ondergetekende in.”

 

2             KLACHT

2.1      De overgebleven klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij heeft geschreven dat klagers broer was overleden, terwijl dat nergens uit bleek.

 

3             VERWEER

3.1       De klacht is ongegrond. Niet verweerder, maar diens kantoorgenoot mr. L heeft klagers zaak behandeld. Verweerder heeft na het intakegesprek begeleidingswerkzaamheden van mr. L verricht en ook geen tijd in het dossier geschreven.  

 

4             BEOORDELING

4.1      De voorzitter stelt vast dat klagers dossier is behandeld door verweerders kantoorgenoot mr. L. Verweerder heeft mr. L enkel op de achtergrond begeleid. Een advocaat kan enkel tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor zijn eigen handelen of nalaten. Noch van de wijze waarop mr. L klagers zaak heeft behandeld noch van de wijze waarop mr. L klager heeft bejegend kan verweerder een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

4.2      Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

 

            BESLISSING

            De voorzitter verklaart:

            de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

            Aldus beslist door mr. W.E.A. Gimbrère - Straetmans, voorzitter, met bijstand van mr.             T.H.G. Huber - van de Langenberg als griffier op 24 april 2019.

 

 

            Griffier                                                       Voorzitter