Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-05-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2019:75
Zaaknummer
19-149/DB/ZWB
Inhoudsindicatie
Niet gebleken dat verweerster onvoldoende heeft gecommuniceerd of met de wederpartij heeft gesproken. Verweerster hoefde stukken niet te retourneren. Kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 7 mei 2019
in de zaak 19-149/DB/ZWB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van het e-mailbericht van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) van 11 maart 2019 met kenmerk K18-110 en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan:
1.1 Klager heeft zich gewend tot verweerster voor rechtsbijstand in een geschil met zijn buren. Klager stelde (letsel)schade te hebben geleden na een bedreiging en/of mishandeling door zijn buren. Klager heeft hiervan aangifte gedaan bij de politie.
1.2 Nadat op 9 april 2018 een intakegesprek had plaatsgevonden heeft verweerster een toevoeging aangevraagd, hetgeen zij op 12 april per e-mail aan klager heeft bevestigd. De toevoegingsaanvraag is toegewezen.
1.3 Verweerster heeft klager verzocht om haar de namen te geven van de getuigen die het voorval volgens klager hadden gezien, maar klager heeft dit geweigerd.
1.4 Verweerster heeft bij brief d.d. 3 mei 2018 aan het Openbaar Ministerie verzocht om haar alle relevante informatie, waaronder de getuigenverklaringen, die er volgens klager zouden zijn, te verstrekken. Het Openbaar Ministerie heeft verweerster verwezen naar de politie. Verweerster heeft bij brief d.d. 4 mei 2018 aan de politie verzocht om haar alle relevante informatie, waaronder de getuigenverklaringen, die er volgens klager zouden zijn, te verstrekken. De politie heeft op 26 juli 2018 aan verweerster een kopie van het proces-verbaal van aangifte en een aantal mutatierapporten verstrekt. De politie heeft geen getuigenverklaringen of namen van getuigen verstrekt.
1.5 Verweerster heeft klagers buren bij brief d.d. 12 juli 2018 aansprakelijk gesteld. De buren hebben bij e-mail d.d. 19 juli 2018 afwijzend gereageerd.
1.6 Tijdens telefoongesprekken op 31 juli en 1 augustus 2018 heeft verweerster aan klager verteld dat in haar visie een gerechtelijke procedure kansloos zou indien zij geen getuigenverklaringen zou krijgen, omdat klager zijn vordering, die door de buren werd betwist, dan niet kon bewijzen. Omdat klager de namen van de getuigen niet aan verweerster wilde geven, hebben klager en verweerster afgesproken dat verweerster zich nogmaals tot de politie zou wenden, hetgeen zij bij brief d.d. 7 augustus 2018 heeft gedaan. Verweerster heeft hetgeen tijdens de telefoongesprekken op 31 juli en 1 augustus 2018 was besproken schriftelijk aan klager bevestigd bij brief d.d. 7 augustus 2018. De politie heeft bij brief d.d. 9 augustus 2018 aan verweerster aangegeven dat er geen getuigenverklaringen waren.
1.7 Verweerster heeft bij brief d.d. 15 augustus 2018 aan klager medegedeeld dat zij niets meer voor hem kon betekenen indien zij niet alsnog binnen 14 dagen de namen van de getuigen van hem zou krijgen. Ook heeft verweerster klager gewezen op de mogelijkheid om een second opinion bij een andere advocaat te vragen. Verweerster heeft het dossier gesloten.
1.8 Klager heeft verweerster gevraagd om de gekopieerde stukken die hij aan verweerster had verstrekt aan hem te retourneren. Verweerster heeft dit geweigerd.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. zij onvoldoende heeft gecommuniceerd met klager doordat zij slecht bereikbaar was en niet reageerde op e-mailberichten;
2. klager vermoedt dat zij met de wederpartij heeft gesproken;
3. zij, ondanks het verzoek van klager, de stukken van klager niet aan klager heeft geretourneerd.
3 VERWEER
3.1 Bij klager thuis heeft een uitgebreid intakegesprek plaatsgevonden. Klager heeft toen verteld dat er getuigen waren van het voorval met de buren. Nadat verweerster voor klager een toevoeging had aangevraagd heeft zij, zoals afgesproken, de gegevens van de wederpartij en eventuele getuigenverklaringen bij de politie opgevraagd. Verweerster ontving deze gegevens echter niet. Toch heeft zij op verzoek van klager een aansprakelijkstelling naar de buren gestuurd. De buren wezen aansprakelijkheid af. Verweerster heeft aan klager uitgelegd dat een procedure bij de rechtbank kansloos zou zijn, nu de wederpartij de door klager gestelde gang van zaken betwistte en er geen getuigenverklaringen waren of ander bewijs was. Klager wilde de namen van eventuele getuigen niet aan verweerster geven en zei dat de politie de getuigenverklaringen had. Verweerster heeft daarom nogmaals navraag gedaan bij de politie, maar ontving van de politie wederom het bericht dat er geen getuigenverklaringen waren. Verweerster heeft klager daarom verteld dat zij in juridische zin niets meer voor klager kon betekenen. Verweerster heeft het dossier gesloten.
3.2 Dat verweerster de telefoon niet heeft opgenomen is niet juist. De meeste contacten verliepen via e-mail. Eenmaal heeft verweerster door ziekte de telefoon niet kunnen opnemen. Diezelfde dag heeft verweerster wel gereageerd op het mailtje dat klager daarna stuurde. Verweerster heeft wel degelijk gereageerd op de e-mails van klager. Vanaf het moment dat klager vroeg om niet meer per e-mail te corresponderen, is de communicatie per post gegaan.
3.3 Verweerster heeft niet gesproken met de wederpartij en heeft ook niet diens kant gekozen. Dit verwijt is nergens op gebaseerd.
3.4 In de opdrachtbevestiging staat weliswaar dat verweerster de originele stukken aan haar cliënt retourneert, maar van klager had verweerster enkel kopieën ontvangen. Daarom heeft verweerster niet voldaan aan klagers verzoek om stukken te retourneren. De originele stukken had klager nog in zijn bezit. Verweerster dient de stukken in verband met haar archiveerplicht te bewaren en zal daarom de kopieën niet aan klager retourneren.
4 BEOORDELING
4.1 Een advocaat is niet gehouden een procedure aanhangig te maken, indien hij geen mogelijkheid ziet deze met succes te voeren. In de zaak van klager is verweerster tot de conclusie gekomen dat zij geen mogelijkheden zag om met succes in rechte een schadevergoeding te vorderen. Ter zake valt verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Om met succes in rechte schadevergoeding te vorderen, moest klager zijn vordering, die door de wederpartij werd betwist, immers met bewijs onderbouwen en dat bewijs was niet voorhanden. Indien klager zich niet met de bevindingen en het gegeven advies van verweerster kon verenigen, lag het op zijn weg om zich tot een andere advocaat te wenden. Verweerster heeft dit telefonisch aan klager uitgelegd en vervolgens schriftelijk aan hem bevestigd.
4.2 Verweerster heeft de klachten, dat zij niet reageerde op telefoontjes en e-mails van klager en dat zij contact heeft gehad met klagers wederpartij, uitdrukkelijk weersproken. Uit het dossier blijkt ook niet van de juistheid van die verwijten. De voorzitter is van oordeel dat klager deze onderdelen van de klacht onvoldoende heeft onderbouwd.
4.3 De voorzitter is tot slot van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het feit dat zij de stukken die klager haar had overhandigd, niet aan hem heeft geretourneerd. Dit ware anders geweest indien de door klager overhandigde stukken originele stukken waren geweest, maar dat is niet het geval. Had verweerster de door klager overhandigde stukken aan klager moeten retourneren, dan had zij van die stukken eerst kopieën moeten maken voor haar archiefdossier en had zij daarvoor kosten in rekening mogen brengen bij klager. Klager heeft derhalve naar het oordeel van de voorzitter van het door hem verweten handelen geen nadeel ondervonden.
4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.T. van Vliet, voorzitter, met bijstand van mr. T.H.G. Huber - van de Langenberg als griffier op 7 mei 2019.
Griffier Voorzitter