Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-05-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2019:71
Zaaknummer
19-050
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij. Advocaat wordt belangenverstrengeling verweten omdat hij zijn cliënt samen met zijn zoon, niet zijnde een advocaat bijstaat, die op basis van “no cure no pay” werkte, heeft bijgestaan. Mogelijk dat dat bij de Raad voor Rechtsbijstand op bezwaren zou stuiten, maar klager staat daarbuiten, aldus de raad. Hetzelfde geldt voor het verwijt van klager dat verweerder aan zijn zoon provisie zou hebben betaald, nog daargelaten dat dit niet is komen vast te staan. Een verwijt over belangenverstrengeling bij de praktijkuitoefening betreft niet de verhouding tussen advocaat en wederpartij maar die tussen advocaat en cliënt. Van dit laatste is hier geen sprake. Klager wordt niet-ontvankelijk verklaard.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline
in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 15 mei 2019
in de zaak 19-050
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 28 januari 2019 met kenmerk 2018 KNN102/684600, door de raad ontvangen op 28 januari 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Bij brief van 1 augustus 2018 is namens klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Klager, van beroep makelaar, verhuurt (studenten)kamers. Tussen klager en drie huurders van een door klager verhuurd pand zijn geschillen ontstaan over de afrekening van servicekosten over de jaren 2015 en 2016.
1.3 Verweerder heeft een zoon die rechten studeert en onder de naam X op basis van provisie en “no cure no pay” huurders bij staat.
1.4 Op 18 april 2017 heeft X namens de huurders bij de Huurcommissie een verzoekschrift “jaarafrekening servicekosten en nutsvoorzieningen” ingediend. Bij de contactgegevens is voor de huurders een adres opgegeven dat gelijk is aan het adres waar verweerder woonachtig is. De huurders hebben geen leges betaald, waarna de Huurcommissie hen niet ontvankelijk heeft verklaard.
1.5 In juli 2017 heeft verweerder de zaak in behandeling genomen. Verweerder heeft bij brief van 20 juli 2017 namens de huurders aan klager verzocht om binnen twee weken de servicekostenoverzichten over 2015 en 2016 te verstrekken.
1.6 Na enige correspondentie, waarin partijen niet tot elkaar zijn gekomen, is verweerder in opdracht van de drie huurders een procedure bij de kantonrechter gestart waarin hij terugbetaling van een deel van de als voorschot betaalde servicekosten heeft gevorderd alsmede een bedrag wegens onverschuldigd betaalde bemiddelingskosten. Verweerder heeft voor de zaak een toevoeging gekregen. Klager heeft zich in de zaak door een advocaat laten bijstaan.
1.7 Hangende de procedure heeft op 21 juni 2018 op het kantoor van verweerder een bespreking tussen partijen plaatsgevonden in een poging alsnog een minnelijke schikking te bereiken. Bij deze bespreking waren klager, verweerder, de zoon van verweerder en de drie huurders aanwezig. Tijdens de bespreking is geen overeenstemming bereikt, maar later is dat alsnog gelukt waarna de procedure is doorgehaald.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerder en zijn zoon de huurders gelijktijdig namens verschillende entiteiten hebben bijgestaan waarbij de zoon op provisie-basis en op basis van “no cure no pay” werkte, terwijl dat verweerder niet was toegestaan, zodat sprake was van tegenstrijdige financiële belangen,
b) verweerder een onjuiste, misleidende of onvolledige voorstelling van zaken heeft gegeven omtrent de wijze van praktijkuitoefening en omtrent de vorm van samenwerking met zijn zoon en hun onderlinge rolverdeling, zodat sprake was van belangenverstrengeling,
c) verweerder rechtstreeks met klager heeft gesproken terwijl hij wist dat hij werd bijgestaan door een eigen advocaat,
d) klager door het optreden van verweerder onnodig kosten heeft moeten maken.
3 VERWEER
3.1 Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
Ad klachtonderdeel a)
3.2 Het is verweerder bekend dat zijn zoon zijn diensten op provisie-basis verricht en op basis van “no cure no pay”. Verweerder heeft zijn bijstand verleend in opdracht van de huurders, heeft louter en alleen de belangen van de huurders behartigd en voor zijn werkzaamheden een toevoeging ontvangen. Verweerder heeft geen provisie aan zijn zoon betaald voor het aanbrengen van de zaak.
Ad klachtonderdeel b)
3.3 Er is geen sprake van ongeoorloofde belangenverstrengeling. De cliënten van verweerder wisten precies wat de taak en rol van verweerder was. Ook voor klager moet volstrekt duidelijk zijn geweest dat hij louter en alleen namens de huurders optrad en wat de rolverdeling tussen hem en zijn zoon was. Klager geeft ook niet aan wat voor hem niet duidelijk was. De zoon van verweerder staat inmiddels niet meer op het adres van verweerder ingeschreven.
Ad klachtonderdeel c)
3.4 Met het doel een schikking te bereiken, is er een gesprek tussen partijen gepland waarbij op verzoek van de huurders ook de zoon van verweerder aanwezig zou zijn. De advocaat van klager was op het laatste moment verhinderd. Klager heeft toen aangegeven dat hij het geplande gesprek per se doorgang wilde laten vinden. Verweerder heeft daarmee ingestemd onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat klager een eventuele te bereiken schikking alvorens deze werd vastgelegd eerst met zijn eigen advocaat zou bespreken. Klager heeft het gesprek met toestemming van verweerder opgenomen.
Ad klachtonderdeel d)
3.5 Het is de eigen keuze van klager geweest om zich in de procedure door een eigen advocaat te laten bijstaan.
4 BEOORDELING
4.1 Het betreft hier een klacht tegen het optreden van de advocaat van de wederpartij. Bij de beoordeling daarvan staat voorop dat een advocaat in die hoedanigheid een grote vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Die vrijheid mag niet worden beknot ten gunste van de tegenpartij, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze door het optreden van de advocaat zouden worden geschaad. Daarvan is de voorzitter niet gebleken. Meer in het bijzonder overweegt de voorzitter naar aanleiding van de diverse klachtonderdelen als volgt.
Ad klachtonderdeel a)
4.2 Verweerder en zijn zoon hebben gelijktijdig de belangen van de huurders behartigd waarbij zij ieder hun eigen financiële belangen hadden voor wat betreft hun honorering. Verweerder had voor zijn werkzaamheden een toevoeging ontvangen terwijl zijn zoon, niet zijnde een advocaat, zich voor vergelijkbare werkzaamheden liet betalen op basis van een wellicht voor advocaten verboden prijsafpraak. Mogelijk dat dat bij de Raad voor Rechtsbijstand op bezwaren zou stuiten, maar klager staat daarbuiten. Hij is geen belanghebbende in dezen. Hetzelfde geldt voor het verwijt van klager dat verweerder aan zijn zoon provisie zou hebben betaald, nog daargelaten dat dit door verweerder is bestreden en dit, gelet op hetgeen daarover door klager is gesteld en aangevoerd, niet is komen vast te staan. Klager is niet-ontvankelijk in deze klacht.
Ad klachtonderdeel b)
4.3 Het verwijt met betrekking tot de gestelde belangenverstrengeling treft hetzelfde lot. Een verwijt over belangenverstrengeling bij de praktijkuitoefening betreft niet de verhouding tussen advocaat en wederpartij maar die tussen advocaat en cliënt. Van dit laatste is hier geen sprake. Voorts is gesteld noch gebleken dat klager niet wist dat de zoon van verweerder bij de minnelijke bespreking aanwezig zou zijn en/of dat de zoon van verweerder nadat verweerder de zaak in behandeling had genomen anders dan tijdens genoemde bespreking is opgetreden.
4.4 De voorzitter is van oordeel dat klager met betrekking tot de voor dit klachtonderdeel aangevoerde feiten niet in enig belang is getroffen. Klager is geen belanghebbende in dezen en is daarom ook in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk.
Ad klachtonderdeel c)
4.5 Onweersproken is door verweerder gesteld dat de minnelijke bespreking op verzoek of voorstel van klager buiten aanwezigheid van zijn advocaat doorgang heeft gevonden. Klager kan verweerder nu niet verwijten dat hij dit gesprek zonder zijn advocaat heeft gevoerd. Klager heeft voor wat betreft die bespreking afstand gedaan van bijstand door zijn advocaat. De klacht is ongegrond.
Ad klachtonderdeel d)
4.6 Klager heeft ervoor gekozen zich in de procedure door een advocaat te laten bijstaan. Deze beslissing komt voor rekening van klager. Dat verweerder een procedure is begonnen en verweerder daarvoor kosten heeft moeten maken, kan verweerder niet worden verweten, althans niet in tuchtrechtelijke zin. Met het entameren van de procedure heeft verweerder niet gehandeld op een wijze die een advocaat niet betaamt. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
4.7 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klachtonderdelen a en b, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk en de klachtonderdelen c en d kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klachtonderdelen a en b, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk, en,
de klachtonderdelen c en d, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.R. Veerman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A.M. van Rossum als griffier op 15 mei 2019.
griffier voorzitter
Verzonden d.d. 15 mei 2019.