Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-05-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2019:80

Zaaknummer

18-788/DB/LI

Inhoudsindicatie

Voorzitter heeft terecht overwogen dat de klacht betrekking heeft op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van klachtenfunctionaris en heeft  terecht geoordeeld dat verweerster van de wijze waarop zij klagers klacht heeft afgehandeld geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, terwijl verweerster niet verantwoordelijk is voor de mate van expertise van kantoorgenoten. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 13 mei 2019

in de zaak 18-788/DB/LI

 

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 17 december 2018 op de klacht van:

 

klager

 

tegen:

 

verweerster

 

 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij e-mail d.d. 26 juli 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg, hierna: “de deken”, een klacht ingediend tegen verweerster.

1.2      Bij e-mail d.d. 8 oktober 2018 heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van de raad. 

1.3      Bij beslissing van 17 december 2018 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht op grond van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 17 december 2018 verzonden aan klager.

1.4      Bij brief d.d. 22 december 2018, door de raad ontvangen op 28 december 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 25 februari 2019. Klager en verweerster zijn verschenen.

1.6      De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven en het verzetschrift van klager.

 

2          FEITEN

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt. 

 

3          KLACHT EN VERZET

3.1      De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

in haar hoedanigheid van klachtenfunctionaris de klacht van klager over het optreden van mr. F niet naar behoren heeft afgehandeld.

 

3.2     Toelichting op de klacht:

Verweerster heeft de klacht niet opnieuw met klager besproken en heeft niet gereageerd op de klacht van klager d.d. 25 juli 2018 dat het kantoor niet gespecialiseerd was in arbeidsrecht en toch de zaak had aangenomen. Ook heeft verweerster ontkend dat klager onvoldoende professioneel was vertegenwoordigd. 

 

3.3      De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:

De voorzitter heeft ten onrechte niet ook als klacht meegenomen en beoordeeld de vermelding op de website van het kantoor van verweerster van arbeidsrechtelijke expertise, terwijl dit niet zo was. Daardoor is klager bij een onvoldoende gekwalificeerde advocaat terecht gekomen. Klager is het voorts niet eens met het oordeel van de voorzitter omtrent de wel door deze beoordeelde klacht. Deze is ten onrechte ongegrond geoordeeld.

 

4        BEOORDELING  

4.1      De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht heeft overwogen dat de klacht betrekking heeft op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van klachtenfunctionaris. De voorzitter heeft terecht geoordeeld dat verweerster van de wijze waarop zij klagers klacht heeft afgehandeld geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, terwijl verweerster niet verantwoordelijk is voor de mate van expertise van kantoorgenoten. De voorzitter heeft aldus de klacht in volle omvang beoordeeld, heeft daarbij het juiste beoordelingscriterium gehanteerd en heeft acht geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.

4.2      De raad komt tot de slotsom dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46j Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-       verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. M.M.T. Coenegracht, voorzitter, mrs. A.L.W.G. Houtakkers en mr. N.M. Lindhout-Schot, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 mei 2019 .

 

 

 

Griffier                                                                       Voorzitter