Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-02-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2019:22
Zaaknummer
18-787/DH/DH/D
Inhoudsindicatie
Dekenbezwaar. Verweerster voert in haar eentje praktijk, maar maakt gebruik van het begrip “advocaten” in haar domeinnaam en e-mailadres. Waarschuwing
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 11 februari 2019
in de zaak 18-787/DH/DH/D
naar aanleiding van de klacht van:
de deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Den Haag
ambtshalve
klager
over:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 21 augustus 2018 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag bezwaar ingediend over verweerster.
1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 10 december 2018 in aanwezigheid van de deken en verweerster.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- het dekenbezwaar met bijlagen;
- het verweerschrift met bijlagen;
- een door verweerster overgelegde brief van 21 januari 2013 aan de waarnemend deken en het verslag van een gesprek op 13 december 2013 met de waarnemend deken.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerster voert een zelfstandige advocatenpraktijk onder de naam “Advocatenkantoor [naam verweerster]”. Verweerster gebruikt(e) het e-mailadres “info@[naam]-advocaten.nl en de domeinnaam www.[naam]-advocaten.nl”.
2.2 In 2018, uit het dossier blijkt niet precies wanneer, heeft verweerster bij de deken een klacht ingediend tegen een advocaat, mr. H. De deken heeft die klacht in behandeling genomen. In verband met die klacht heeft op 6 juni 2018 een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden.
2.3 In zijn brief van 12 juni 2018 heeft de deken onder meer het volgende aan verweerster geschreven:
“(…) Zoals toegezegd zend ik u hierbij de vindplaats van de jurisprudentie van de tuchtrechter ten zake het gebruik van de toevoeging ‘advocaten’ in een kantoornaam, domeinnaam en/of e-mailadres: ECLI:TAHVD:2017:160 en ECLI:TADRSGR:2017:60. (…)”
2.4 In zijn brief van 25 juni 2018 heeft de deken het volgende aan verweerster geschreven:
“(…) In het kader van de klacht die u tegen [mr. H] hebt ingediend werd ik er (…) op gewezen dat u in strijd met het gestelde in de artikelen 5.5 en 7.4 van de Voda gebruik maakt van een domeinnaam en e-mailadres met de toevoeging ‘advocaten’.
Zoals gemeld dient een advocaat die alleen praktijk voert volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline zich er van te onthouden in zijn kantoornaam de meervoudsaanduiding “advocaten” te gebruiken. Hierdoor wordt namelijk de suggestie gewekt dat aan het kantoor meerdere advocaten verbonden zijn.
Nu u alleen praktijk voert, is het u op grond van het voorgaande niet toegestaan gebruik te maken van de toevoeging ‘advocaten’. Gelet hierop verzoek ik u dan ook vriendelijk uw domeinnaam en e-mailadres binnen één maand na heden te wijzigen, bij gebreke waarvan ik genoodzaakt zal zijn een dekenbezwaar tegen u in te dienen. (…)”
2.5 Bij brief van 27 juli 2018 heeft de deken verweerster nogmaals een termijn gegeven voor het doorvoeren van de wijzigingen.
3 BEZWAAR
3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.
3.2 De deken verwijt verweerster dat zij in strijd met bepalingen uit de Verordening op de advocatuur heeft gehandeld door gebruik te maken van een e-mailadres en een domeinnaam waarin het woord “advocaten” staat, terwijl verweerster in haar eentje praktijk voert.
3.3 De deken heeft verweerster meerdere malen tevergeefs gewezen op haar verplichting om haar e-mailadres en haar domeinnaam te wijzigen.
4 VERWEER
4.1 Het verweer komt er in de kern op neer dat verweerster zich op het standpunt stelt dat artikelen 5.5 en 7.4 Voda en de tuchtrechtelijke jurisprudentie van toepassing zijn op de kantoornaam en handelsnaam, maar niet (ook) op het e-mailadres en de domeinnaam. Volgens verweerster zijn een e-mailadres en een domeinnaam niet (zonder meer) ook een handelsnaam. De kantoor- en handelsnamen van verweerster zijn in overeenstemming met de geldende regelgeving; het begrip advocaten komt daarin niet voor. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is aldus geen sprake.
5 BEOORDELING
5.1 Bij beoordeling van dit bezwaar is de vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline over het onderwerp het uitgangspunt.
5.2 Het Hof van Discipline acht het van groot belang dat rechtzoekenden niet het risico lopen te worden misleid door een kantoornaam. De naamvoering van een kantoor dient zodanig te zijn dat niet een andere indruk kan worden gewekt dan wordt waargemaakt. Een advocaat die alleen praktijk voert, dient zich er volgens het Hof van Discipline van te onthouden om de suggestie te wekken dat aan het kantoor meer advocaten verbonden zijn door in zijn kantoornaam de meervoudsaanduiding “advocaten” te gebruiken. Het Hof van Discipline is verder van oordeel dat de omstandigheid dat een advocaat zich op andere plaatsen dan op de website en in het e-mailadres niet bedient van de meervoudsvorm niet kan wegnemen dat een rechtzoekende door het gebruik van de meervoudsvorm op de website en in het e-mailadres misleid kan worden door daaruit af te leiden dat het kantoor wordt gevoerd door meerdere advocaten. De raad verwijst naar de beslissing van het Hof van Discipline van 14 december 2015, ECLI:NL:TAHVD:2015:309, overwegingen 5.4 en 5.5.
5.3 Vaststaat dat kantoornaam van verweerster voldoet aan de daaraan te stellen eisen. In haar e-mailadres bedient verweerster zich echter van de meervoudsvorm. Ook in haar domeinnaam bedient verweerster zich van de meervoudsvorm. Verweerster heeft weliswaar onweersproken gesteld dat haar website niet actief is en via google niet of slecht vindbaar is, maar de naam van haar website vermeldt zij wel onder haar e-mails. Verder staan op het briefpapier van verweerster de naam van de website en ook “Stichting Beheer Derdengelden [naam] Advocaten. Met dit alles voldoet verweerster naar het oordeel van de raad niet aan de verplichting om op alle fronten een naam te voeren die voor rechtszoekenden niet misleidend is. Verweerster handelt aldus niet zoals dat een behoorlijk handelend advocaat betaamt. Dat concrete gevallen van misleiding door de naamvoering van verweerster niet zijn gesteld en ook niet zijn gebleken maakt dit niet anders. Het dekenbezwaar is gegrond.
5.4 Verweerster heeft haar ongenoegen geuit over de wijze waarop het onderhavige bezwaar tegen haar tot stand is gekomen. Via een door verweerster ingediende klacht is de deken op de hoogte geraakt van de naamvoering van verweerster en dit heeft vervolgens geleid tot een dekenbezwaar.
5.5 De raad overweegt dat aan de deken een grote mate van vrijheid toekomt om het toezicht op advocaten in te richten op een wijze die hem goeddunkt. Het staat de deken vrij om ervoor te kiezen om geen actief onderzoek te verrichten naar misleidende naamvoering door advocaten, maar om wel op te treden als hij daarvan op de hoogte raakt. Het staat de deken ook vrij om daarover bezwaar in te dienen bij de raad. Het is de raad verder niet gebleken dat de deken in deze kwestie zijn bevoegdheden op een jegens verweerster onrechtmatige wijze heeft toegepast. Dit betekent dat de wijze van tot stand komen van dit dekenbezwaar geen invloed heeft op de beoordeling ervan.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerster voert een misleidende naam in haar e-mailadres en in haar webadres. Het webadres is niet actief, maar wordt wel vermeld onder de e-mails van verweerster en op haar briefpapier waar ook de derdengeldenstichting met een misleidende naam staat genoemd. Dit alles is tuchtrechtelijk verwijtbaar en de raad acht de maatregel van waarschuwing passend.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750 kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500 kosten van de Staat.
7.2 Verweerster moet het bedrag van € 750 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer.
7.3 Verweerster moet het bedrag van € 500 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer NL 05 INGB 0705 003981 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “Tuchtrechtelijke kostenveroordeling advocatuur, DGRR” en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 750 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.2;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 500 aan de Staat, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.
Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis en P. Rijpstra, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2019.