Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-03-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2019:11

Zaaknummer

19-056/DH/DH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat niet-ontvankelijk. 

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag

van 20 maart 2019

in de zaak 19-056/DH/DH

 

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 21 januari 2019 met kenmerk K180 2018 ar/sh, door de raad ontvangen op 23 januari 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klaagster heeft verweerder in of omstreeks juli 2014 verzocht om advies over een procedure in Egypte.

1.2    Op 10 november 2014 heeft verweerder zijn werkzaamheden voor klaagster bij haar in rekening gebracht.

1.3    Op verzoek van klaagster is verweerder in contact getreden met de Egyptische mr. E, de advocaat die klaagster eerder in Egypte had bijgestaan. Bij e-mail van 2 december 2014 aan klaagster heeft verweerder verslag gedaan van zijn gesprek met mr. E.

1.4    Bij e-mail van 4 augustus 2018 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder, zakelijk weergegeven, dat hij haar vertrouwen heeft geschaad.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft de klacht gemotiveerd weersproken.

 

4    BEOORDELING

4.1    In artikel 46g lid 1 onder a van de Advocatenwet is bepaald dat een klacht niet-ontvankelijk is als de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaar na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat, waarop de klacht betrekking heeft. Op grond van het bepaalde in lid 2 van datzelfde artikel blijft na afloop van die termijn van drie jaar een niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten van de advocaat redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

4.2    De werkzaamheden van verweerder zijn verricht in 2014. Klaagster heeft niet gesteld dat verweerder na december 2014 nog werkzaamheden voor haar heeft verricht en dit is ook niet gebleken uit het dossier. Dit betekent dat de klacht meer dan drie jaar na de verweten gedraging is ingediend. Nu uit het dossier niet blijkt dat sprake is van de situatie als bedoeld in lid 2 van artikel 46g van de Advocatenwet, zal de klacht niet-ontvankelijk worden verklaard.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht met toepassing van artikel 46g lid 1 onder a van de Advocatenwet, niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A. Tijs als griffier op 20 maart 2019.