Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-04-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2019:50
Zaaknummer
18-613/DB/OB
Inhoudsindicatie
Grenzen van aan verweerder, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid niet overschreden. De voorzitter heeft terecht en op juiste gronden toepassing gegeven aan artikel 46j Advocatenwet. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 8 april 2019
in de zaak 18-613/DB/OB
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 23 oktober 2018 op de klacht van:
klagers
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief d.d. 14 december 2017 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant, hierna: “de deken”, een klacht ingediend tegen verweerder.
1.2 Bij brief van 1 augustus 2018 heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van de raad.
1.3 Bij beslissing van 23 oktober 2018 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 23 oktober 2018 verzonden aan klagers.
1.4 Bij brief d.d. 19 november 2018, door de raad ontvangen op 23 november 2018 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is, tezamen met het verzet in de klachtzaken 18-586/DB/OB, 18-588/DB/OB en 18-876/DB/OB behandeld ter zitting van de raad van 11 februari 2019. Namens klagers is klager sub 2 verschenen. Verweerder is eveneens verschenen. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van: de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven en het verzetschrift van klagers.
2 FEITEN
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klagers in verzet in zoverre niet opkomen.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
tijdens de comparitie op 19 oktober 2017 bij de rechtbank deze tegen beter weten in volkomen onjuist heeft voorgelicht en misleid, door aan de rechtbank mede te delen dat ATI als hypotheekhouder het vonnis van de rechtbank Tongeren op eigen initiatief is gaan executeren.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:
Ten onrechte is de klacht kennelijk ongegrond verklaard, nu verweerder in strijd met de waarheid ter comparitie heeft verklaard dat zijn cliënten B en G niet zelf tot executie zijn overgegaan en dat er een onherroepelijk vonnis van de rechtbank Tongeren lag dat ATI als hypotheekhouder op eigen initiatief is gaan executeren. Daarmee heeft verweerder de rechtbank misleid.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de door klagers aangevoerde gronden niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium gehanteerd en heeft acht geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.
4.2 Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter terecht overwogen dat verweerder namens zijn cliënten mocht stellen dat ATI als hypotheekhouder op eigen initiatief is gaan executeren, nu uit de overgelegde stukken genoegzaam blijkt dat ATI als hypotheekhouder zelfstandig gebruik heeft gemaakt van haar recht tot parate executie.
4.3 De raad komt tot de slotsom dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46j Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. A.A.M. Schutte, U.T. Hoekstra, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 april 2019 .
Griffier Voorzitter