Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-01-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2019:5

Zaaknummer

18-044/DH/DH

Inhoudsindicatie

Raadkamerbeslissingen. Klachten ingetrokken en raad ziet geen redenen aan algemeen belang ontleend om klachten voort te zetten.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 28 januari 2019

in de zaak 18-044/DH/DH

 

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 16 augustus 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 23 januari 2018 met kenmerk K191 2017 dk/ab, door de raad ontvangen op dezelfde dag, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 27 maart 2018 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is op 27 maart 2018 verzonden aan klager.    

1.4    Bij diezelfde dag per e-mail verzonden brief van 23 april 2018 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Verweerder heeft bij e-mail van 14 november 2018 een e-mail van 5 november 2018 van klager doorgestuurd aan de raad. Hieruit blijkt dat klager op 5 november 2018 de deken per e-mail – met cc aan verweerder -  heeft bericht dat een regeling tot stand is gekomen tussen klager en het advocatenkantoor van verweerder en dat die regeling voor klager afdoende is om de klacht over verweerder te laten vervallen.

1.6    Conform het bepaalde in artikel 47a Advocatenwet zijn de deken en verweerder in de gelegenheid gesteld om over de voortzetting van de klachtprocedure een standpunt in te nemen. Verweerder heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. De deken heeft bij e-mail van 15 november 2018 (opnieuw) zijn standpunt ten aanzien van de klacht d.d. 29 november 2017 gestuurd. 

1.8    De raad heeft voorts kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    de e-mail van 23 april 2018 met bijlage van klager aan de raad.

 

2    FEITEN EN KLACHT

Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

 

3    BEOORDELING

3.1    Artikel 47a Advocatenwet bepaalt dat in geval van intrekking van de klacht, de raad kan beslissen dat de behandeling van de klacht moet worden voortgezet om redenen aan het algemeen belang ontleend.

3.2    Bij de beoordeling of de behandeling moet worden voortgezet om redenen aan het algemeen belang ontleend, hanteert de raad in lijn met vaste rechtspraak van het hof van discipline onder meer de volgende uitgangspunten:

i)    indien de feitelijke grondslag van de klacht door de verweerder wordt betwist en op het eerste gezicht verschillend kan worden gedacht over de waardering van het bewijs daarvan, zal voortzetting van de behandeling doorgaans niet in de rede liggen; met delicate bewijsbeslissingen is geen algemeen belang gemoeid;

(ii)    indien de feitelijke grondslag van de klacht onbetwist is of op het eerste gezicht geen twijfel bestaat dat deze bewezen is, dan is voornamelijk de aard van de geschonden norm bepalend voor de beslissing om de behandeling al dan niet voort te zetten;

(iii)    is de aard van de gestelde normschending deze dat de advocaat tekort geschoten is bij de inhoudelijke behandeling van de hem door zijn cliënt toevertrouwde zaak, dan zal voortzetting van de behandeling doorgaans niet geïndiceerd zijn; in zodanig geval prevaleert het belang van de cliënt bij een minnelijke regeling (die doorgaans ten grondslag ligt aan de intrekking van de klacht) boven het algemeen belang dat door de tuchtrechter wordt vastgesteld dat de advocaat de kernwaarde van deskundigheid heeft geschonden; de ernst van de gestelde tekortkoming zal daarbij van ondergeschikte betekenis zijn; deze zal immers zijn verdisconteerd in de met de cliënt getroffen regeling.

(iv)    in andere gevallen zal de beslissing om de behandeling al dan niet voort te zetten afhankelijk zijn van de mate waarin de gestelde normschending raakt aan andere kernwaarden dan deskundigheid bij de behartiging van de belangen van de cliënt, en van de mate waarin het wenselijk voorkomt dat de tuchtrechter de desbetreffende norm (opnieuw) onder de aandacht brengt van de beroepsgroep in het algemeen en/of van de verwerende advocaat in het bijzonder.

(v)    voortzetting van de behandeling zal in elk geval geïndiceerd zijn indien de verwerende advocaat de ongeoorloofdheid van zijn (vaststaande) handelwijze ten principale betwist en een beslissing op dat verweer precedentwaarde heeft voor de praktijk.

5.3    Klager heeft bij e-mail van 5 november 2018 zijn klacht tegen verweerder ingetrokken, omdat met (het advocatenkantoor van) verweerder een regeling is overeengekomen die voor klager afdoende is. Hieruit begrijpt de raad dat ook verweerder geen voortzetting van de behandeling van de klacht verlangt. Daarom ligt nu nog ter beoordeling voor de vraag of de behandeling om redenen van algemeen belang dient te worden voortgezet.  De raad is van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 47a Advocatenwet, zodat de behandeling van de klacht niet zal worden voortgezet.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verstaat dat de klacht is ingetrokken;

-    beslist dat de behandeling van de klacht niet op grond van artikel 47a     Advocatenwet wordt voortgezet.

 

Aldus beslist door mr.  M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven- de Groot en R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. D.L. van Lijf als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2019.