Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-03-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2019:44

Zaaknummer

18-950

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat is onvoldoende onderbouwd. Ook het klachtdossier biedt  geen aanknopingspunten voor de verwijten van klaagster aan het adres van verweerster. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond. 

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 11 maart 2019

in de zaak 18-950

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

tegen

verweerster

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 28 november 2018 met kenmerk Z547058/AS, door de raad ontvangen op 28 november 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Op 1 december 2017 had een kantoorgenoot, tevens de patroon van verweerster, mr. T., piketdienst. Hij ontving op die dag onder andere de piketmelding van klaagster.

1.2    Vanwege het grote  aantal meldingen dat mr. T. had ontvangen en het feit dat verweerster voor een andere zaak naar het politiebureau moest, heeft hij haar verzocht om de piketmelding van klaagster waar te nemen.

1.3    Verweerster heeft vervolgens de piketmelding van klaagster voor mr. T. waargenomen. Zij heeft na aankomst op het politiebureau eerst consultatiebijstand aan klaagster verleend. Daarna heeft zij klaagster bijgestaan tijdens het verhoor door de politie.

1.4    Bij brief van 1 maart 2018 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a)    te weinig tijd heeft besteed aan het dossier van klaagster;

b)    niet de belangen van klaagster heeft behartigd door partij te trekken voor de agent;

c)    tijdens het verhoor is weggegaan;

d)    klaagster niet terug heeft gebeld en haar niet heeft laten weten dat zij ziek was;

e)    op een papiertje (geen visitekaartje) het verkeerde 06-nummer heeft doorgegeven aan klaagster;

f)    niks meer heeft laten horen aan klaagster over de zaak en de politieverhoren niet heeft opgevraagd.

 

3    VERWEER

3.1    Het verweer luidt - zakelijk weergegeven - als volgt.

Ad klachtonderdeel a)

3.2    Verweerster betwist te weinig tijd te hebben besteed aan de zaak van klaagster. Volgens haar heeft zij voldoende en zelfs meer dan de gebruikelijke tijd besteed aan de piketfase van klaagster.

Ad klachtonderdeel b)

3.3    Volgens verweerster heeft zij op geen enkele manier partij getrokken voor de verbaliserend agent en heeft zij steeds de belangen van klaagster behartigd.

Ad klachtonderdeel c)

3.4    Verweerster erkent dat zij tijdens het verhoor van klaagster is weggegaan, maar volgens haar heeft klaagster daar zelf mee ingestemd. Verweerster heeft bij aanvang van het verhoor klaagster laten weten dat zij een uur aanwezig kon zijn bij het verhoor, maar dat zij daarna andere agendaverplichtingen had. Nadat het verhoor ruim een uur had geduurd, heeft verweerster klaagster twee opties voorgesteld, te weten dat het verhoor zou worden gestaakt of dat de verbalisant het verhoor zou uitwerken en dat hij dit per e-mail naar verweerster zou sturen,  verweerster dat met klaagster zou  bespreken  en dat nog eventuele aanpassingen zouden kunnen worden doorgevoerd voordat klaagster het proces-verbaal zou ondertekenen. Zowel klaagster als de verbalisant zijn met de tweede optie akkoord gegaan, waarna verweerster is vertrokken.

Ad klachtonderdeel d)

3.5    Op 4 december 2017 kreeg verweerster te horen dat klaagster naar kantoor had gebeld en naar verweerster had gevraagd. Er is niet aan klaagster toegezegd dat verweerster diezelfde dag nog terug zou bellen. De volgende dag heeft verweerster zich ziek gemeld bij haar werkgever. Diezelfde dag heeft klaagster verweerster op haar mobiele nummer gebeld. Verweerster heeft klaagster te woord gestaan. Er is dus geen sprake van dat verweerster klaagster doelbewust niet zou hebben teruggebeld, aldus verweerster.

Ad klachtonderdeel e)

3.6    Omdat klaagster vermoedelijk het BOPZ-traject in zou gaan en mr. T. gespecialiseerd is in het BOPZ-recht, heeft verweerster aan klaagster zowel het telefoonnummer van haar kantoor als het mobiele telefoonnummer van mr. T. verstrekt. Verweerster heeft dus in het belang van klaagster niet haar rechtstreekse nummer, maar dat van mr. T. verstrekt.

Ad klachtonderdeel f)

3.7    Verweerster betwist dat zij de politieverhoren niet zou hebben opgevraagd. Zij heeft juist aan klaagster voorgesteld die verhoren op te vragen, maar klaagster heeft haar nadrukkelijk verzocht dit niet te doen.

 

4    BEOORDELING

4.1    De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in art. 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes -zoals over procesrisico en kostenrisico - waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat dienaangaande heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. De voorzitter zal de klacht aan de hand van deze maatstaven beoordelen.

Ad klachtonderdelen a), b), d) en f)

4.2    Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.3    De voorzitter overweegt dat verweerster de aan haar adres gemaakte verwijten gemotiveerd heeft betwist. Gelet daarop had het op de weg van klaagster gelegen haar stellingen nader te onderbouwen en met bewijs te staven. Dat heeft zij nagelaten: de klachtonderdelen zijn onvoldoende concreet gemaakt en onvoldoende onderbouwd. Ook het klachtdossier biedt geen aanknopingspunten voor de verwijten van klaagster aan het adres van verweerster. De conclusie van het voorgaande is dat de klachtonderdelen a), b), d) en f) kennelijk ongegrond zijn.

Ad klachtonderdeel c)

4.4    Verweerster heeft erkend dat zij het verhoor eerder heeft verlaten, maar dat klaagster daar ondubbelzinnig mee heeft ingestemd. Nu klaagster dit verweer van verweerster niet heeft weersproken, is ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

4.5    Verweerster heeft onweersproken aangevoerd waarom zij, naast het algemene telefoonnummer van kantoor, in plaats van haar eigen mobiele telefoonnummer het telefoonnummer van haar kantoorgenoot aan klaagster heeft doorgegeven. Naar het oordeel van de voorzitter valt verweerster in dit kader geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

4.6    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j  Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht in alle onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. A.H.M. Dölle, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. C.C. Horrevorts als griffier op 11 maart 2019.

 

griffier                       voorzitter

 

Verzonden d.d. 11 maart 2019