Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-03-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2019:35
Zaaknummer
18-455/DB/ZWB
Inhoudsindicatie
Klager is niet bijgestaan door verweerder, maar door mrs. P en S, indertijd kantoorgenoten van verweerder. Verweerder is voor het optreden van zijn kantoorgenoten niet verantwoordelijk. Verweerder heeft namens het kantoor de openstaande declaratie geïncasseerd en daarbij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Niet gebleken dat verweerder heeft geweigerd klagers dossier af te geven aan een opvolgend advocaat. Ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 11 maart 2019
in de zaak 18-455/DB/ZWB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief d.d. 5 december 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend tegen verweerder.
1.2 Bij e-mail aan de raad van 4 juni 2018 met kenmerk K17-145 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 januari 2019. Klager is niet verschenen. Verweerder is wel verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- het hierboven genoemde e-mailbericht van de deken en de daaraan gehechte stukken.
2 Feiten
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, van de volgende feiten uitgegaan:
2.2 Klager heeft zich in 2013 gewend tot het kantoor B Advocaten voor rechtsbijstand in verband met de afwikkeling van de vermogensrechtelijke gevolgen van zijn echtscheiding. Klager is vervolgens tot eind 2016 bijgestaan door mrs. S en P, toentertijd als advocaten verbonden aan B Advocaten. Voor klager is een toevoeging aangevraagd, welke aanvraag is afgewezen. Klager heeft de ter zake van de verrichte werkzaamheden verzonden declaraties (deels) onbetaald gelaten.
2.3 Op 6 september 2016 is met klager een betalingsregeling getroffen ter zake de openstaande declaraties. Nadat mr. P per 1 oktober 2016 het kantoor had verlaten, heeft verweerder de incasso van de openstaande declaraties ter hand genomen, omdat de betalingsregeling door klager niet werd nagekomen. Verweerder heeft op 13 december 2016 een dagvaarding doen betekenen aan klager. Klager heeft geen verweer gevoerd. Bij vonnis van 4 mei 2017 van de kantonrechter Rotterdam is de vordering van B Advocaten integraal toegewezen en is klager veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 10.124,19, de contractuele rente, de incassokosten en de proceskosten.
2.4 Bij brief d.d. 4 december 2017 heeft klager zijn ongenoegen aan verweerder kenbaar gemaakt over de wijze waarop hij door mrs. S en P was bijgestaan en over de financiële administratie van verweerders kantoor. Voorts heeft klager verweerder verzocht om reeds geïncasseerde bedragen te restitueren. Bij e-mailbericht van onbekende datum heeft verweerder klager gewezen op het vonnis van de kantonrechter d.d. 4 mei 2017.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat :
1. hij de belangen van klager in de echtscheidingsprocedure niet goed heeft behartigd,
2. hij geen oog had voor de belangen van klager,
3. hij afspraken niet correct bevestigde,
4. hij onvoldoende rekening heeft gehouden met de gezondheid van klager,
5. hij een bijzonder slordige, onnauwkeurige en ondoorzichtige administratie voert,
6. binnen het kantoor niet correct werd omgegaan met informatie en geldstromen en van vertrouwelijkheid geen sprake was,
7. de aan klager in rekening gebrachte bedragen niet in redelijke verhouding stonden tot de verrichte werkzaamheden,
8. hij weigert het dossier af te geven aan de opvolgend advocaat.
4 VERWEER
4.1 De klacht is ongegrond. Verweerder is niet klagers advocaat noch geweest. Verweerder heeft klager enkel aangeschreven ter zake de openstaande declaraties van mrs. P en S. Verweerder heeft geprobeerd om in der minne een regeling te treffen. Klager heeft toegezegd te betalen en in september 2016 is een betalingsregeling getroffen. Omdat de regeling niet door klager werd nagekomen, moest verweerder overgaan tot dagvaarding. De vordering van het kantoor is als onbetwist door de kantonrechter toegewezen. Niet is gebleken dat de kosten niet in redelijke verhouding staan tot de verrichte werkzaamheden.
4.2 Er heeft zich geen opvolgend advocaat gemeld bij verweerder met het verzoek het dossier af te geven. Bovendien zou klager in het bezit moeten zijn van alle stukken en correspondentie nu op verweerders kantoor gebruikelijk is dat alle stukken in kopie aan de cliënt worden verstrekt.
4.3 Verweerder betwist dat afspraken niet goed zouden zijn bevestigd en dat de kantooradministratie niet op orde zou zijn. Deze klachten zijn ook niet door klager onderbouwd.
5 BEOORDELING
5.1 Klachtonderdeel 1 en 2
De klachtonderdelen 1 en 2 lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Vaststaat dat verweerder klager nimmer heeft bijgestaan. Klager is bijgestaan door mrs. P en S, indertijd kantoorgenoten van verweerder, maar verweerder is voor het optreden van zijn kantoorgenoten niet verantwoordelijk. Verweerder heeft voorts weersproken dat klager klachten over het optreden van mrs. S en P aan verweerder kenbaar heeft gemaakt. De klacht dat verweerder geen oog had voor klagers klachten over het optreden van mrs. S en P mist dan ook feitelijke grondslag. De klachtonderdelen 1 en 2 zijn derhalve ongegrond.
5.2 Klachtonderdeel 3
Verweerder heeft weersproken dat hij afspraken niet correct heeft weergegeven, terwijl klager naar het oordeel van de raad niet concreet heeft gemaakt welke afspraken niet correct zijn weergegeven. Dat klager op enig moment aan verweerder heeft kenbaar gemaakt dat deze afspraken niet correct heeft weergegeven, blijkt niet uit het dossier. Ook klachtonderdeel 3 is ongegrond.
5.3 Klachtonderdeel 4, 5, 6 en 7
De klachtonderdelen 4, 5, 6 en 7 lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, valt niet in te zien op welke wijze verweerder bij de incasso van de openstaande declaraties rekening had dienen te houden met de gezondheidstoestand van klager. Verweerder heeft weersproken dat zijn kantoor een bijzonder slordige, onnauwkeurige en ondoorzichtige administratie voert, dat er binnen het kantoor niet correct werd omgegaan met informatie en geldstromen en van vertrouwelijkheid geen sprake was. Deze verwijten heeft klager op geen enkele wijze onderbouwd. Verweerder heeft met klager een betalingsregeling getroffen en, toen deze niet werd nagekomen, een dagvaarding doen betekenen. Indien klager van mening was dat de declaraties onjuist waren of er andere omstandigheden waren die aan verschuldigdheid in de weg stonden, had klager dit in de procedure bij de kantonrechter naar voren kunnen brengen. In de incassoprocedure heeft klager echter geen verweer gevoerd. De vordering van B Advocaten is door de rechter beoordeeld en gegrond bevonden. Dat de aan klager in rekening gebrachte bedragen niet in redelijke verhouding stonden tot de verrichte werkzaamheden is niet gebleken. De klachtonderdelen 4, 5, 6 en 7 zijn derhalve eveneens ongegrond.
5.4 Klachtonderdeel 8
Verweerder heeft betwist dat zich bij hem een advocaat heeft gemeld voor overname van het dossier. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat verweerder heeft geweigerd om mee te werken aan de overdracht of afgifte van het dossier. Omdat dit klachtonderdeel feitelijke grondslag mist zal de raad ook dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.
5.5 De raad komt tot de slotsom dat de klacht in alle onderdelen ongegrond moet worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken, W. Fick-Nolet leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg , als griffier en uitgesproken op 11 maart 2019.
Griffier Voorzitter