Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-03-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2019:33

Zaaknummer

19-059 DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Klager is in cassatie door cassatieadvocaat bijgestaan. Deze heeft een negatief cassatie-advies gegeven. Advocaat die klager eerder heeft bijgestaan in de strafzaak heeft geen opdracht aanvaard om de zaak in cassatie te behandelen.  Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort 

’s-Hertogenbosch van 6 maart 2019

 

in de zaak 19-059/DB/ZWB

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

tegen:

 

 

verweerder

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de email van de stafjurist van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) van 30 januari 2019 met kenmerk K18-061, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1     Verweerder heeft klager bijgestaan in een strafzaak in hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Klager is bij arrest van 13 mei 2016 veroordeeld tot TBS met dwangverpleging.

1.2     Verweerder heeft bij brief van 20 mei 2016 een afschrift van voormeld arrest van het gerechtshof aan klager toegestuurd. Verweerder heeft klager gewezen op de mogelijkheid van cassatie. Hij heeft klager bericht dat hij geen cassatiezaken behandelde en klager daarvoor verwezen naar mr. X. Verweerder heeft klager tevens bericht dat daardoor een einde was gekomen aan zijn werkzaamheden en opdracht.

1.3     Mr. X heeft klager bij brief van 24 augustus 2016 bericht dat zij geen kans zag klager met succes in cassatie bij te staan. Zij schreef geen cassatieschriftuur voor hem te zullen indienen.

1.4     Verweerder schreef bij brief d.d. 31 augustus 2016 het volgend aan klager :

 “Naar aanleiding van uw ongedateerde brief met bijlage, welke door mij is ontvangen op 31 augustus 2016, bericht ik u als volgt.

In mijn brief van 20 mei jl. heb ik u reeds medegedeeld dat ik geen cassatiezaken in behandeling neem. Indien u een cassatieadvocaat zoekt, kunt u contact opnemen met de Orde van Advocaten in Den Haag. Wellicht dat zij u een cassatieadvocaat kunnen aanbevelen.”

1.5     Bij brief van 4 mei 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend tegen verweerder.

 

2          KLACHT

2.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder geen cassatieschriftuur heeft ingediend, waardoor klager in cassatie niet-ontvankelijk is verklaard.

 

3          VERWEER

3.1       Het is juist dat door verweerder geen cassatie is ingesteld. Klager was in de cassatiezaak geen cliënt van verweerder, maar van mr. X. Verweerder heeft klager op 20 mei 2016 telefonisch en schriftelijk medegedeeld dat door hem geen cassatiezaken worden behandeld. Verweerder heeft namens klager informatie ingewonnen bij mr. X en deze heeft de cassatiezaak in behandeling genomen. Mr. X heeft tijdig cassatie ingesteld. Verweerder heeft klager bij brief d.d. 31 augustus 2016 in antwoord op zijn schriftelijk verzoek om cassatiemiddelen in te dienen nu mr X daaromtrent negatief had geadviseerd, opnieuw medegedeeld dat hij geen cassatiezaken in behandeling neemt.

3.2       Verweerder heeft nimmer de opdracht aanvaard om klager in cassatie bij te staan.

 

4          BEOORDELING

4.1     Klager verwijt verweerder dat hij, ondanks een verzoek daartoe van klager, geen cassatieschriftuur heeft ingediend, waardoor klager in cassatie niet-ontvankelijk is verklaard. Vast staat dat verweerder klager heeft bijgestaan tijdens de strafrechtprocedure in hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, welke procedure heeft geleid tot het arrest van het gerechtshof van 13 mei 2016. Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerder klager heeft bericht dat hij geen cassatiezaken behandelt en dat hij klager daarvoor naar een cassatieadvocaat heeft verwezen. De betreffende cassatieadvocaat heeft bij brief van 24 augustus 2016 aan klager een negatief cassatieadvies gegeven. Hieruit volgt dat klager, ook indien hij, zoals hij stelt, de brief van 20 mei 2016 niet ontvangen zou hebben, ervan op de hoogte was dat de cassatiezaak niet door verweerder, maar door X werd behandeld. Dat klager, toen mr. X een negatief cassatieadvies uitbracht, aan verweerder heeft gevraagd een cassatieschriftuur in te dienen, betekent niet dat verweerder de opdracht van klager om hem in cassatie bij te staan heeft aanvaard. Verweerder heeft klager telkens bericht geen cassatiezaken te behandelen. Indien een cassatieadvocaat een negatief advies afgeeft, betekent dit niet dat de advocaat die de zaak eerder heeft behandeld gehouden zou zijn een cassatieschriftuur in te dienen. Nu verweerder de strafzaak van klager in cassatie niet heeft behandeld, kan hem ter zake geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

4.2     Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

 

 

 

 

 

 

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter verklaart:

 

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond

 

Aldus beslist door mr. A.G.M. Zander, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 6 maart 2019

 

 

Griffier                                                                        Voorzitter