Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-03-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2019:51

Zaaknummer

18-657/A/A

Inhoudsindicatie

Ongegrond verzet

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 11 maart 2019

in de zaak 18-657A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 1 oktober 2018 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief met bijlagen van 21 juni 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 16 augustus 2018 met kenmerk 4017-0427, door de raad ontvangen op 17 augustus 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 1 oktober 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard welke beslissing op 1 oktober 2018 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 26 oktober 2018, door de raad ontvangen op 31 oktober 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 28 januari 2019 in aanwezigheid van partijen.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 26 oktober 2018, door de raad ontvangen op 31 oktober 2018. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de brief van klager aan de raad van 8 januari 2019, door de raad ontvangen op 11 januari 2019.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet, althans niet concreet, op. Klager merkt in zijn algemeenheid op dat verweerder onder de feiten tientallen malen wordt geciteerd en klager nimmer.

2.2 Klager voert voorts aan dat weergave van de klacht niet volledig is. Klager stelt daartoe dat daarin slechts één van de vele geschonden elementaire beginselen wordt genoemd. Voorts wordt in de klachtomschrijving slechts gesproken over de totstandkoming van de schikkingsovereenkomst, terwijl de klacht ook gaat over de toepassing voor de eigen account(s).

 

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet komen neer op een herhaling van de klacht met een verzoek om herbeoordeling. Daarbij voert klager aan dat hij een bewijsaanbod heeft gedaan, dat klager in verzet herhaalt. 

4 BEOORDELING

4.1 Alvorens tot een eventuele verdere inhoudelijke beoordeling van de klacht van klager te kunnen komen, dient sprake te zijn van een gegrond verzet. Daartoe moet worden nagegaan of in redelijkheid geen twijfel over de juistheid van de beslissing van de voorzitter kan bestaan. Mogelijke contra-indicaties zijn het niet toepassen van een juiste maatstaf door de voorzitter of wanneer van onjuiste feiten is uitgegaan.

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard.

4.3 Daarbij overweegt de raad nog dat niet alle naar voren gebrachte feiten behoeven te worden opgenomen in de voorzittersbeslissing. Het gaat om een zakelijke weergave van de voor de beslissing meest relevante feiten. Die heeft de voorzitter vastgesteld. Dat de door de voorzitter vastgestelde feiten onjuist zijn is niet gebleken. Indien en voor zover klager heeft gemeend zijn klachtomschrijving thans nog te kunnen aanvullen, wordt daarmee miskend dat dat in dit stadium van de klachtbehandeling niet meer mogelijk is. Overigens geldt dat de voorzitter in de beslissing onder paragraaf 4.11 heeft overwogen dat niet is gebleken dat verweerder overigens elementaire rechten van klager zou hebben geschonden, zodat de voorzitter dit onderdeel van de klacht afdoende heeft beoordeeld. Het verzoek van klager om nader bewijs te mogen leveren van zijn stellingen wordt door de raad gepasseerd, nu klager dit bewijsaanbod niet of onvoldoende heeft gespecificeerd.

4.4 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. A.S. Kamphuis en M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. P.J. Verdam als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 maart 2019.

Griffier Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 11 maart 2019 verzonden.