Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-03-2019

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2019:14

Zaaknummer

180231

Inhoudsindicatie

Herstelbeslissing. Deel van het dictum was weggevallen: vernietiging beslissing raad, klacht gegrond en ingangsdatum raad.

Uitspraak

HERSTELBESLISSING                                   

van 4 maart 2019

in de zaak 180231

naar aanleiding van het hoger beroep van:

de algemeen deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

de algemeen deken

en

klager

tegen:

verweerder

 

1    DE BESLISSING WAARVAN HERSTEL

Het hof heeft in zijn beslissing van 1 februari 2019, gewezen onder nummer 180231, de maatregel van schrapping opgelegd en een proceskostenveroordeling uitgesproken.

Ambtshalve heeft het hof geconstateerd dat een deel van de tekst in het dictum is weggevallen, dat zich voor herstel leent.

Per mailbericht van 6 februari 2019 zijn partijen op de hoogte gesteld van het voorgenomen herstel.

Per mailbericht van 14 februari 2019 is namens de deken bericht dat hiertegen geen bezwaar bestaat.

Ook overigens is hiertegen binnen de gestelde termijn geen bezwaar gemaakt.   

 

2    HET HERSTEL

2.1    Per abuis is in de beslissing van 1 februari 2019 een deel van de tekst in het dictum weggevallen, namelijk de vernietiging van de bestreden beslissing, de verklaring dat de klacht alsnog gegrond is en de datum waarop de maatregel ingaat.

2.2    Het hof zal deze kennelijke vergissing herstellen door middel van het hierna te vermelden dictum.

 

BESLISSING

herstelt voornoemde beslissing van 1 februari 2019, gewezen onder nummer 180231, in die zin dat het dictum van die beslissing luidt:

“Het Hof van Discipline:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 1 februari 2019 onder nummer 18-298/A/A;

in zoverre opnieuw recht doende:

- verklaart de klacht alsnog gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel op van een schrapping;

- bepaalt dat de schrapping ingaat op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing;

- veroordeelt verweerder tot betaling aan klager van het griffierecht van € 50,-;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten in hoger beroep van

€ 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten in hoger beroep van € 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald.”

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans, L. Ritzema, I.P.A. van Heijst en R. Verkijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Vliet, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2019.

griffier    voorzitter    

    

De beslissing is verzonden op 4 maart 2019.