Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-01-2019
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2019:8
Zaaknummer
180324
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Verzoek om verwijzing dekenklacht (art. 46c lid 5 Advocatenwet). Vierde klacht over vergelijkbare kwestie. Verzoeker moet er rekening mee houden dat een volgend verzoek wegens misbruik van klachtrecht niet in behandeling wordt genomen. Verwezen.
Uitspraak
BESLISSING
van de voorzitter van
het Hof van Discipline
van 8 januari 2019
in de zaak 180324
in de klachtzaak van:
verzoeker
tegen:
mr. R.A.A. Geene
deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Noord-Nederland
deken
1 HET VERZOEK
De voorzitter van het hof verwijst naar het e-mailbericht van 13 december 2018 van mr. R. Germs, stafjurist van het bureau van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland, en naar de daarbij gevoegde brief met bijlagen van verzoeker van 11 december 2018, waarmee verzoeker een klacht indient tegen de deken.
2 DE BEOORDELING
2.1 Op grond van het bepaalde in artikel 46c lid 5 Advocatenwet dient de klacht van verzoeker tegen de deken te worden verwezen naar een deken van een andere orde, waartoe het hof zal beslissen.
2.2 In aanvulling hierop stelt de voorzitter vast dat met deze beslissing in een kort tijdsbestek voor een vierde maal een klacht van verzoeker over deze deken wordt verwezen over dezelfde of een aanverwante kwestie. Indien verzoeker een volgende klacht in deze of een aanverwante kwestie over de deken indient, zal verzoeker er ernstig rekening mee moeten houden dat een volgend verzoek wegens misbruik van klachtrecht niet in behandeling wordt genomen.
BESLISSING
De voorzitter van het Hof van Discipline:
wijst voor onderzoek van voormelde klacht van verzoeker tegen de deken aan de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.
Aldus beslist op 8 januari 2019 door mr. T. Zuidema, voorzitter.
voorzitter
De beslissing is verzonden op 29 januari 2019.