Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-02-2019

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2019:13

Zaaknummer

190026

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Beroep op schending fundamentele rechtsbeginselen voor de doorbreking van het appelverbod omdat de verzetsbeslissing van de raad niet met redenen zou zijn omkleed (art. 46h lid 4 Aw). Plv. voorzitter oordeelt dat uit de verzetsbeslissing volgt dat de raad een gedegen herbeoordeling heeft  gemaakt. Beroep afgewezen.

Uitspraak

BESLISSING       

van de plaatsvervangend voorzitter van

het Hof van Discipline

van 25 februari 2019

in de zaak 190026

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

 

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

De plaatsvervangend voorzitter van het hof verwijst naar de beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 4 juni 2018 met nummer 18-162 en naar de beslissing van de raad van 14 januari 2019, aan partijen toegezonden op 4 juni 2018. In de voorzittersbeslissing is de klacht van klager met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaard en het verzet daartegen is door de raad ongegrond verklaard.

 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

De memorie waarbij klager van de verzetsbeslissing in hoger beroep is gekomen, is op 29 januari 2019 ter griffie van het hof ontvangen.

 

3    DE BEOORDELING

3.1    Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing van de Raad van Discipline tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van het verzet, dat wordt gedaan tegen een beslissing van de voorzitter van die raad – inhoudende dat een klacht kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht is afgewezen.

3.2    Deze bepaling lijdt slechts uitzondering indien moet worden geoordeeld dat geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat bij de behandeling van het verzet een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Klager voert aan dat de verzetsbeslissing niet is onderbouwd omdat deze niet met redenen is omkleed, zoals is voorgeschreven in artikel 46h lid 4 Advocatenwet. Het hof verstaat klager zo dat hij hiermee een beroep doet op schending van fundamentele rechtsbeginselen.

3.3    De plaatsvervangend voorzitter is van oordeel dat dit beroep van klager op de schending van de fundamentele rechtsbeginselen niet slaagt. Uit de verzetsbeslissing van de raad blijkt dat de raad de maatstaf die de voorzitter van de raad heeft toegepast, heeft getoetst. De raad heeft beoordeeld of de voorzitter de juiste omstandigheden in zijn oordeel heeft betrokken. De raad heeft vervolgens de gronden van klager beoordeeld en geconcludeerd dat de voorzitter van de raad terecht en op juiste gronden de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard. Voorts zijn volgens de raad geen nieuwe gezichtspunten gebleken uit het verzet van klager. Uit deze redenatie blijkt dat de raad een gedegen (her)beoordeling van de klacht en de daarover gegeven voorzittersbeslissing heeft gegeven. Deze beslissing is zo voldoende met redenen omkleed. 

3.4    Nu de plaatsvervangend voorzitter van het hof niet is gebleken dat de raad fundamentele rechtsbeginselen heeft geschonden, is er geen aanleiding het appelverbod van artikel 46h lid 7 Advocatenwet te doorbreken. Dit betekent dat de Advocatenwet aan klager niet de mogelijkheid biedt om in hoger beroep te komen van de bestreden beslissing van de raad.

 

    BESLISSING

De plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline neemt daarom de volgende beslissing:

-    wijst af het door klager tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 14 januari 2019, nummer 18-162, ingestelde hoger beroep.

 

Aldus beslist door mr. D.V.E.M. Van der Wiel-Rammeloo, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2019.

 

griffier    voorzitter

 

Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen na verzending van het afschrift schriftelijk verzet worden gedaan bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van veertien dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Verzet dient te worden ingesteld door middel van een verzetschrift, waarin de gronden voor het verzet zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

Het verzetschrift dient in zevenvoud te worden ingediend.

Het Hof van Discipline is gevestigd te Den Haag aan de Kneuterdijk 1.

Het postadres van het Hof van Discipline is: Postbus 85452, 2508 CD Den Haag.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 088 2053777.

 

De beslissing is verzonden op 25 februari 2019.