Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-02-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2019:28
Zaaknummer
19-038/DB/ZWB
Inhoudsindicatie
Het valt een advocaat niet te verwijten indien de wederpartij niet met een minnelijke regeling wenst in te stemmen. Advocaat heeft geen invloed op doorlooptijden in geval van een procedure. Advocaat mag werkzaamheden in geval van een vertrouwensbreuk neerleggen. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort
’s-Hertogenbosch van 26 februari 2019
in de zaak 19-038/DB/ZWB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de e-mail van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) van 22 januari 2019 met kenmerk K18-076 en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Verweerster heeft klager bijgestaan inzake de verdeling van een gemeenschappelijke boedel van klager en mevrouw H.
1.2 Verweerster heeft per email van 31 mei 2018 aan klager bericht niet langer bereid te zijn hem bij te staan. Verweerster schreef onder meer het volgende : “ Via deze weg bevestig ik nogmaals dat ik niet langer bereid ben om de behartiging van uw belangen voort te zetten. Uiteraard ben ik bereid om de kwestie over te dragen aan een andere advocaat, zodat ik u hierbij verzoek om deze te vragen contact met mij op te nemen. Alsdan zal ik uiteraard de aan u verleende toevoeging alsmede een afschrift van mijn dossier aan hem of haar verstrekken. De toevoeging dient immer overgenomen te worden.”
1.3 Per webformulier van 2 juli 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerster een eenvoudige boedelscheidingskwestie niet binnen 30 uur heeft kunnen afhandelen en zij haar werkzaamheden voor klager heeft neergelegd.
3 VERWEER
Het verweer luidt –zakelijk weergegeven- als volgt.
3.1 Verweerster heeft op 19 januari 2018 de zaak van klager van een kantoorgenote overgenomen. Door de kantoorgenote van verweerster was op dat moment 11 uur aan de zaak besteed. Verweerster heeft evenals haar kantoorgenote aan klager voorgehouden dat hij de bescheiden die zijn vorderingen onderbouwden aan haar diende te doen toekomen. Verweerster heeft in overleg met klager diverse brieven aan de wederpartij verzonden met een voorstel om tot een minnelijke regeling te komen. Verweerster heeft de conceptbrieven steeds met klager besproken en aan klager voorgelegd. De wederpartij heeft ervoor gekozen om geen advocaat in te schakelen en is niet akkoord gegaan met de voorstellen van klager.
3.2 Ondanks dat aan de wederpartij een procedure in het vooruitzicht was gesteld, wilde klager bij afwijzing van zijn voorstel opnieuw een voorstel doen. Verweerster heeft klager voorgehouden dat hij daardoor mogelijk niet meer geloofwaardig zou zijn. Verweerster heeft klager er tevens op gewezen dat er al 24 uur in zijn zaak was besteed en dat de fase van corresponderen niet langer kon worden voortgezet. Aan klager was een toevoeging verleend met de code einde samenleving, waarvoor 10 punten wordt toegekend, terwijl naar verwachting geen extra uren zouden worden toegekend wegens het ontbreken van complexiteit.
3.2 Verweerster heeft op 9 mei 2018 op uitdrukkelijk verzoek van klager opnieuw een voorstel aan de wederpartij gedaan, welk voorstel op 15 mei 2018 door de wederpartij is afgewezen. Verweerster heeft klager er toen op gewezen dat hij diende te beslissen al dan niet een procedure te starten. Klager heeft op 22 mei 2018 bericht dat hij een procedure wenste te starten, maar dat hij er wel van uit ging dat verweerster dit binnen enkele weken kon afhandelen, omdat het een simpele boedelscheiding betrof. Verweerster heeft klager hierop voorgehouden dat de doorlooptijden bij de rechtbank aanzienlijk langer zijn. Hierna is klager een discussie met verweerster over de doorlooptijden en uiteindelijk de competentie van verweerster om zijn zaak af te handelen aangegaan op een dusdanige wijze dat verweerster klager te kennen heeft gegeven dat zij, wegens de ontstane vertrouwensband, niet langer bereid was om zijn belangen te behartigen.
4 BEOORDELING
4.1 Klager verwijt verweerster dat zij er niet in is geslaagd om in een tijdsbestek van 30 uur een eenvoudige boedelscheiding af te handelen.
4.2 Als niet betwist is komen vast te staan dat verweerster op verzoek van en in overleg met klager meerdere voorstellen aan de wederpartij van klager heeft gedaan om tot een regeling in der minne te komen, maar dat de wederpartij de voorstellen telkens heeft afgewezen. Voorts staat vast dat verweerster klager in mei 2018 heeft voorgehouden dat het moment was aangebroken dat hij moest beslissen of hij al dan niet een procedure wenste te starten, waarbij zij hem er op heeft gewezen dat een procedure bij de rechtbank geruime tijd in beslag kan nemen.
4.3 Het is begrijpelijk dat klager teleurgesteld was dat het niet is gelukt om met de wederpartij een regeling te treffen en dat vervolgens bleek dat een procedure een geruime tijd in beslag zou nemen, maar hiervan valt verweerster geen verwijt te maken. Verweerster heeft meerdere malen met de wederpartij gecorrespondeerd en er bij klager op aangedrongen om de bescheiden die zijn vordering onderbouwden over te leggen. Indien de wederpartij niet wenst in te stemmen met een voorgestelde minnelijke regeling, blijft geen andere mogelijkheid over dan het starten van een procedure. Het valt verweerster evenmin te verwijten dat een gerechtelijke procedure een geruime tijd in beslag kan nemen. Een advocaat heeft geen mogelijkheden invloed uit te oefenen op de doorlooptijden bij de rechtbank.
4.4 Evenmin valt verweerster te verwijten dat zij haar werkzaamheden voor klager heeft neergelegd. Het staat een advocaat in beginsel immers vrij een zaak die hij/zij in behandeling heeft genomen weer neer te leggen, wanneer hij/zij van oordeel is dat de voor die behandeling noodzakelijke vertrouwensrelatie niet (meer) bestaat. Wederzijds vertrouwen is immers essentieel voor een behoorlijke beroepsuitoefening en belangenbehartiging door de advocaat. De advocaat mag zijn/haar opdracht echter niet op een ongelegen moment neerleggen, wat het geval kan zijn als de belangen van zijn/haar cliënte door de keuze van dat moment worden geschaad. Hiervan was in deze zaak geen sprake, nu er nog geen procedure aanhangig was gemaakt en klager zich tot een andere advocaat kon wenden met het verzoek voor hem een procedure aanhangig te maken, verweerster zich bereid heeft verklaard mee te werken aan de overdracht van het dossier en de overname van de toevoeging.
4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond
Aldus beslist door mr. C.A.M. de Bruijn, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 26 februari 2019
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 28 februari 2019
verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement.
Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch , Postbus 1190,4801 BD Breda.. Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ) waarin de gronden van het verzet gemotiveerd worden omschreven. In het verzetschrift moet u uitleggen waarom u het niet eens bent met de beslissing van de voorzitter dat de klacht kennelijk ongegrond is. U mag daarin ook nader toelichten waarom de klacht volgens u gegrond is.
De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift dus ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.
Informatie ook op raadvandiscipline.nl