Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-03-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2019:47
Zaaknummer
19-036/A/A
Zaaknummer
19-037/A/A
Inhoudsindicatie
Klacht over advocaten wederpartij in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Niet gebleken dat verweerders feiten hebben geponeerd waarvan zij wisten of redelijkerwijs hadden kunnen weten dat die onjuist waren.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 1 maart 2019
in de zaken 19-036/A/A en 19-037/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerders
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 17 januari 2019 met kenmerk 2018-656689 en 2018-656694, door de raad ontvangen op 18 januari 2019 en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken. Tevens heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klager aan de raad van 28 februari 2019. De voorzitter leest in die e-mail geen nieuwe klacht over verweerders. Voor zover klager met die e-mail wel heeft bedoeld een nieuwe klacht over verweerders in te dienen geldt dat klachten over advocaten moeten worden ingediend bij de deken en (nieuwe) klachten niet kunnen worden ingediend bij de raad.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Klager is sinds 2015 verwikkeld in diverse procedures met zijn ex-echtgenote (hierna: de vrouw), welke onder meer betrekking hebben op het gezag over de drie kinderen van klager en de vrouw (hierna: de kinderen).
1.2 Verweerder sub 1 staat de vrouw bij in de civiele procedures met klager. Verweerder sub 2 staat de vrouw bij in de strafprocedures naar aanleiding van aangiften die klager en de vrouw over en weer tegen elkaar hebben gedaan.
1.3 Klager heeft de vrouw in mei 2015 in kort geding gedagvaard en wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen gevorderd. Volgens klager is er sprake van structurele lichamelijke en geestelijke mishandeling van de kinderen door de vrouw. Klager heeft in dat kader op 28 mei 2015 namens de kinderen aangifte jegens de vrouw gedaan van eenvoudige mishandeling, onder meer van het jongste kind op 21 mei 2015.
1.4 Op 29 mei 2015 heeft klager foto’s aan de voorzieningenrechter overgelegd van 22 mei 2015, waarop het jongste kind te zien is met een blauw oog en een bult.
1.5 Bij brief van 16 juni 2015 heeft verweerder sub 1 producties aan de voorzieningenrechter overgelegd, waaronder foto’s van het jongste kind, genomen op de bruiloft van de vrouw en haar huidige echtgenoot op 23 mei 2015. Tevens heeft verweerder sub 1 een reconventionele vordering – veroordeling van klager het jongste kind bij de vrouw terug te brengen dan wel aan de vrouw af te geven op straffe van een dwangsom – aangekondigd.
1.6 Op 18 juni 2015 heeft er een zitting bij de voorzieningenrechter plaatsgevonden. Verweerders waren daarbij aanwezig. Verweerder sub 1 heeft het woord gevoerd aan de hand van een pleitnota. In de pleitnota staat, voor zover relevant:
“(…)
3.3 [De vrouw] betwist deze mishandeling. (…) Nog daargelaten dat [de vrouw] dit alles betwist is het toch hoogst opmerkelijk:
- dat [het jongste kind] op 22 mei 2015 aanwezig was op de speelzaak van de peuterspeelzaal (…) en dat niemand iets heeft gemerkt of gezien wat duidt op een letsel of mishandeling. (…)
- dat [klager] op 22 mei 2015 [het jongste kind] bij [de vrouw] ophaalt en geen enkele opmerking maakt over het gezicht van [het jongste kind];
- dat uit de foto’s van [het jongste kind], gemaakt op de bruiloft van [de vrouw], hoegenaamd niets te zien is van enig letsel aan het gezicht of enig ander uiterlijk kenmerk van mishandeling;
- dat [klager], indien voor hem vaststaat dat [het jongste kind] zou zijn mishandeld, niet direct aangifte doet bij de politie maar [het jongste kind] na zijn omgangsweekend zonder commentaar terugbrengt naar huis en pas op 28 mei 2015 aangifte tegen [de vrouw] doet.
3.4 [De vrouw] kan zich niet aan de indruk onttrekken dat [klager] de ingebrachte foto’s van [het jongste kind] heeft bewerkt, gefotoshopt. (…)”
1.7 Bij vonnis van 24 juni 2015 heeft de voorzieningenrechter de vordering van klager afgewezen en de reconventionele vordering van de vrouw toegewezen.
1.8 Op 11 september 2015 is de vrouw door de politie gehoord als verdachte naar aanleiding van de aangifte van 28 mei 2015. Verweerder sub 2 was bij dit verhoor aanwezig. Tijdens het verhoor heeft de vrouw onder meer verklaard dat de door klager op 29 mei 2015 aan de voorzieningenrechter overgelegde foto’s vervalst zijn.
1.9 Op 29 september 2015 heeft verweerder sub 1 in de bodemprocedure met betrekking tot het verzoek van klager tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen een verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek ingediend. Daarin staat, voor zover van belang:
“(…)
8. Daarnaast is het zorgelijk dat de man de mishandeling van [het jongste kind] baseert op een foto die de vrouw in origineel heeft, maar dan zonder het blauw oog en de bult. Een medewerker van de peuterspeelzaal verklaart dat haar de dag na de pretense mishandeling niets is opgevallen aan het gezicht van [het jongste kind]. Dat [het jongste kind] op die bewuste dag geen blauw oog op ander letsel in het gezicht had blijkt ook uit foto genomen op de bruiloft van de vrouw en haar nieuwe echtgenoot. De conclusie kan geen andere zijn dan dat de man zich bediend heeft van fotoshopping.
(…)”
1.10 Bij beschikking van 4 november 2015 heeft de rechtbank het verzoek van klager tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen afgewezen.
1.11 Bij e-mail van 17 november 2016 heeft verweerder sub 2 een medewerker van het Hennepteam Noord van de politie Midden-Nederland onder meer geschreven:
“Mijn cliënte (…) deelde mij mee te hebben vernomen dat vorige week een doorzoeking heeft plaatsgevonden in de woning van haar ex-echtgenote [klager] (…) en dat daarbij een hennepplantage zou zijn aangetroffen.
Zou u mij a.u.b. met een kort bericht willen meedelen of deze informatie juist is?”
1.12 Bij e-mail van 18 november 2016 heeft de betreffende medewerker verweerder sub 2 meegedeeld dat er in de door verweerder sub 2 in zijn e-mail van 17 november 2016 genoemde woning inderdaad een hennepkwekerij is aangetroffen.
1.13 Particulier onderzoeksbureau Van Kappel Security Solutions B.V. (hierna: Van Kappel) heeft op verzoek van de vader van de vrouw in de periode 17 juni 2015 tot en met 20 april 2017 onderzoek gedaan naar het welzijn en de veiligheid van de kinderen. Van Kappel heeft op 20 april 2017 een rapport uitgebracht. In het rapport staat, voor zover relevant:
“(…)
Opdrachtgever verklaarde dat;
- het welzijn en de veiligheid van zijn dochter en diens kinderen in het geding zijn gezien de levenswijze en dagelijkse bezigheden van zijn voormalige schoonzoon. (…)
- Voorts maakt [klager] vermoedelijk misbruik van het recht op gesubsidieerde rechtsbijstand die hij vermoedelijk onterecht ontvangt door zijn inkomen en samenwoon omstandigheden anders voor te doen dan feitelijk aan de orde is.
(…)
Opdrachtgever vermoedt dat [klager] zich enkel en alleen bezig houdt met de teelt van planten van het geslacht Cannabis en de verkoop van het product hiervan (…) in de volksmond genaamd; “wiet of hashiesj”.
Opdrachtgever geeft aan angst te hebben voor risico’s die de raakvlakken die vastkleven aan de levenswijze van [klager], waarbij het plegen van specifieke strafbare feiten dagelijkse routine betreft, bestaan ten aanzien van de aanwezigheid van de kinderen.
(…)
Opdrachtomschrijving
Opdrachtgever geeft aan het wenselijk te vinden dat [klager] voor de duur van onbepaalde periode wordt geschaduwd (…)
A Lidmaatschap ANWB
(…)
Uit dit document kan worden opgemaakt dat [mevrouw S] gebruik maakt van een lidmaatschap bij de ANWB. Bij navraag bij de ANWB bleek dat ten aanzien van het lidmaatschapsnummer dat het betreffende lidmaatschap is ingegaan in 2010 en dat het een zogenaamde partnerlidmaatschap betreft die op naar is gesteld van [klager].
B Polis Abn Amro
Uit dit document blijkt dat [klager] een aansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten bij ABN Amro waarbij oa [klager] als zijn inwonende partner zijn verzekerd. (…)
Uit beide gevonden documenten, in combinatie met de overige onderzoeksresultaten, lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat er sprake is van wederzijdse verzorging en duurzame samenwoning tussen/van [klager] en [mevrouw S].
(…) hennepteelt
Het voormalig adres van betrokkene (…) betreft tevens het eerste adres waarvan inmiddels door Van Kappel Security Solutions BV is vastgesteld dat ten tijde van het woonachtig zijn door [klager] aldaar een hennepkwekerij was aangelegd en in stand gehouden werd. (…)
Voor het adres [het huidige adres van klager, vzt] geldt dat hier de nodige signalen zijn opgemerkt dat hier mogelijk sprake is van actuele hennepteelt. Met name de herhaaldelijk waargenomen geur van hennep/wietlucht in de directe nabijheid van het perceel waarbij met meandering (…) rekening is gehouden.
De voorgeschiedenis rondom [klager] maakt aannemelijk dat hier, aan de achterzijde van het perceel, in de schuren, hennep wordt geteeld. De woning is kennelijk voor dit doel gekocht gezien zoals later in dit verslag zal blijken dat [klager] slechts sporadisch de nachten alhier doorbrengt.
(…)
Tijdens onze observaties hebben wij geconstateerd dat [klager] meermaals en met enige regelmaat een bezoek brengt aan Growshops en bouwcentra.
(…)
Inval Politie (…)
Op 17 november 2016 heeft de advocaat van [de vrouw] informatie gevraagd bij de politie over aangetroffen Hennep [op het huidige adres van klager].
De navolgende reactie kreeg [verweerder sub 2] toegestuurd:
(…)
In de woning is inderdaad een hennepkwekerij aangetroffen. (…)
Dynamische observatie 11 januari
Op 11 januari 2017 (…) was ik (…) samen met mijn collega (…) in onze hoedanigheid van particulier rechercheur, aan de (…) alwaar wij [klager] uit de Growshop aldaar zagen komen en in zijn auto, van het type Rexton kenteken (…) zagen stappen. (…)
Reeds eerder is geconstateerd dat [klager] de tenaamstelling van de auto met kenteken (…) wijzigde om daarna ongewijzigd gebruik te blijven maken van het voertuig. Het vermoeden dat [klager] zijn bezit hiermee wil verdoezelen in het licht bezien van zijn alimentatieverplichting of anderszins lijkt hiermee te zijn bevestigd.”
1.14 Verweerder sub 1 heeft namens de vrouw bij de Raad voor Rechtsbijstand een klacht ingediend over de aan klager toegekende toevoeging. Volgens de vrouw had klager niet in aanmerking mogen komen voor een toevoeging omdat hij in de periode van 3 mei 2016 tot 17 maart 2017 een gezamenlijke huishouding voerde met mevrouw S. De vrouw heeft hierbij verwezen naar het onderzoeksrapport van Van Kappel. Bij brief van 7 augustus 2017 heeft de Raad voor Rechtsbijstand klager meegedeeld dat gezien de beweringen in het onderzoeksrapport en het uitgebreide verweer van klager op die beweringen, niet daadwerkelijk kan worden vastgesteld dat sprake is van een gezamenlijke huishouding.
1.15 In de hogerberoepsprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland over een door klager ingediend verzoek tot nihilstelling van de kinderalimentatie heeft verweerder sub 1 namens de vrouw een verweerschrift ingediend. In het verweerschrift staat, voor zover hier relevant:
“(…)
De vrouw voert hierbij verweer tegen het door de man ingestelde hoger beroep. (…) Volgens de vrouw heeft de rechtbank op goede gronden overwogen dat de man niet, althans niet voldoende, aan zijn stel- en bewijsplicht heeft voldaan. Zo liet de man na te onderbouwen dat hij genoodzaakt was zijn onderneming te staken, liet hij na gegevens in te brengen van zijn inkomsten uit verhuur en liet hij na stukken over te leggen ten bewijze van het inkomen van zijn nieuwe partner.
(…)
Of de man al dan niet zijn onderneming voortzet, in beide situaties, als ondernemer en werknemer in loondienst, wordt verondersteld dat hij additionele inkomsten heeft uit verhuur en uit hennepteelt. (…)
Die inkomsten moet de man al hebben gehad toen hij de woning (…) huurde. Uit het onderzoeksrapport volgt namelijk dat aldaar ook een hennepkwekerij actief was.
(…)”
1.16 Op 3 februari 2018 heeft klager het Nationaal Forensisch Onderzoekbureau (hierna: het NFO) verzocht om een forensisch beeldonderzoek te verrichten naar de authenticiteit van de door hem op 29 mei 2015 aan de voorzieningenrechter overgelegde foto van het jongste kind. Het NFO heeft geconcludeerd dat het zeer veel waarschijnlijker is dat die foto authentiek is, dan dat de foto is bewerkt door toepassing van listige kunstgrepen.
1.17 Op 20 maart 2018 heeft klager een kort geding jegens de vrouw aanhangig gemaakt en onder meer gevorderd haar te veroordelen de originele foto’s van de bruiloft op 23 mei 2015 over te leggen. Bij vonnis van 20 april 2018 is de vordering van klager afgewezen.
1.18 Op 30 juni 2017 en 19 april 2018 heeft klager aangifte jegens Van Kappel gedaan wegens valsheid in geschrifte.
1.19 Bij brief van 18 mei 2018, aangevuld bij brief van 30 juni 2018, heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerders.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, kort en zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij in diverse procedures (voor de rechtbank, het gerechtshof en Raad voor Rechtsbijstand) vanaf 2015 feiten hebben geponeerd waarvan zij wisten of redelijkerwijs hadden kunnen weten dat die onjuist waren.
3 VERWEER
3.1 Verweerders voeren verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.
4 BEOORDELING
4.1 De klachten zien op het handelen en/of nalaten van verweerders als advocaten van de wederpartij van klager. Uitgangspunt is dat de advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
4.2 Klager verwijt verweerders allereerst dat verweerder sub 1 in het verweerschrift in de bodemprocedure betreffende het verzoek van klager tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen (zie hiervoor, 1.9) heeft gesteld dat de vrouw een origineel van de door klager op 29 mei 2015 aan de voorzieningenrechter overgelegde foto van het jongste kind zou hebben, maar dan zonder blauw oog en bult. Volgens klager kan de vrouw, gelet op het onderzoeksrapport van het NFO (zie hiervoor, 1.16), geen origineel van de foto hebben gehad en aan verweerders hebben overgelegd. Volgens klager zijn juist de door verweerder sub 1 namens de vrouw aan de voorzieningenrechter overgelegde foto’s van de bruiloft van de vrouw en haar huidige echtgenoot gefotoshopt. Volgens klager heeft de vrouw op een zitting bij de voorzieningenrechter op 12 april 2018 ook verklaard dat zij de originele foto’s niet in haar bezit heeft en de foto’s ook nooit in haar bezit heeft gehad.
4.3 De voorzitter overweegt als volgt. Anders dan klager lijkt te veronderstellen, heeft verweerder sub 1in het onder 1.9 aangehaalde verweerschrift van 29 september 2015 niet gesteld dat de vrouw het origineel van de door klager aan de voorzieningenrechter overgelegde foto (ook) aan hem heeft overgelegd. Verweerder sub 1 heeft in het verweerschrift slechts gesteld dat de vrouw het origineel van de foto heeft. Zoals hiervoor is overwogen mag de advocaat in beginsel afgaan op de juistheid van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en is hij slechts in uitzonderingsgevallen gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. Dat er destijds voor verweerder sub 1 aanleiding was te twijfelen aan de informatie die hij van de vrouw kreeg, is gesteld noch gebleken. Het jaren later opgestelde onderzoeksrapport van het NFO maakt dat niet anders. Het feit dat het om verdenkingen van kindermishandeling gaat maakt – zonder bijkomende omstandigheden – het voorgaande ook niet anders. Verweerder sub 1 mocht er dan ook van uitgaan dat de vrouw over het origineel van de door klager overgelegde foto beschikte. Daarnaast mocht verweerder sub 1 ervan uitgaan dat de foto’s van de bruiloft van de vrouw echt waren.
4.4 Dat verweerder sub 2 enige inhoudelijke bemoeienis heeft gehad met de civiele procedures in eerste aanleg is niet gebleken. Verweerder sub 2 heeft weliswaar bij afwezigheid van verweerder sub 1 één e-mail aan de advocaat van klager gestuurd (op 1 juni 2015) en is (als toehoorder) aanwezig geweest bij een aantal zittingen bij de rechtbank, maar dat hij enige inhoudelijke betrokkenheid heeft gehad bij het opstellen van de processtukken in de civiele procedures en/of bij het verhandelde ter zitting is niet gebleken.
4.5 Klager verwijt verweerder sub 1 voorts dat hij op grond van valse en/of onrechtmatig verkregen gegevens (te weten het onderzoeksrapport van Van Kappel) heeft getracht het recht van klager op rechtsbijstand te ondermijnen. Volgens klager heeft hij, anders dan in het onderzoeksrapport van Van Kappel staat, geen gezamenlijke huishouding gevoerd met mevrouw S, was hij sinds 30 november 2016 niet meer in het bezit van de auto van het type Rexton, heeft hij geen inkomsten uit hennepteelt gegenereerd, heeft hij geen aansprakelijkheidsverzekering afgesloten voor hem en mevrouw S en heeft mevrouw S ook geen gebruik gemaakt van het ANWB-lidmaatschap van klager.
4.6 De voorzitter overweegt als volgt. Dit klachtonderdeel ziet op de door verweerder sub 1 namens de vrouw ingediende klacht bij de Raad voor Rechtsbijstand, waarbij ter onderbouwing van de klacht is verwezen naar het onderzoeksrapport van Van Kappel (zie hiervoor, 1.14). Anders dan klager stelt, is op grond van het klachtdossier niet komen vast te staan dat het rapport van Van Kappel onjuist is en al helemaal niet dat verweerder sub 1 dat wist of redelijkerwijs had kunnen weten. In dit verband merkt de voorzitter op dat verweerder sub 1 onbetwist heeft gesteld dat Van Kappel en de aan dit bureau verbonden rechercheurs over de benodigde papieren beschikken.
4.7 Dat verweerder sub 2 enige bemoeienis heeft gehad met de klacht bij de Raad voor Rechtsbijstand is niet gebleken.
4.8 Klager verwijt verweerders verder dat verweerder sub 1 in de hogerberoepsprocedure over het gezag over de kinderen gefotoshopte foto’s van de bruiloft op 23 mei 2015 weer heeft aangehaald en heeft verwezen naar valse gegevens uit het rapport van Van Kappel. Daarnaast verwijt klager verweerders dat verweerder sub 1 in het hoger beroep betreffende de kinderalimentatie valse feiten heeft geponeerd om het te doen voorkomen dat klager een gezamenlijke huishouding met mevrouw S voerde.
4.9 De voorzitter overweegt als volgt. De vraag naar de echtheid van de door verweerder sub 1 in het geding gebrachte foto’s en naar voren gebrachte feiten kan in het midden blijven. Zoals hiervoor reeds is overwogen, was er voor verweerder sub 1 destijds geen aanleiding te twijfelen aan de informatie van de vrouw en dus ook niet aan de echtheid van de foto’s van de jongste zoon op de bruiloft van de vrouw en haar nieuwe partner en is niet gebleken dat het onderzoeksrapport van Van Kappel onjuist is. Verweerder sub 1 mocht in de hogerberoepsprocedures in het belang van de vrouw dan ook een beroep doen op deze stukken. Dat verweerder sub 1 in de hogerberoepsprocedures overigens feiten heeft geponeerd die onjuist zijn en verweerder sub 1 dit wist of redelijkerwijs had kunnen weten is niet gebleken. Verweerder sub 1 heeft zich wat betreft de bij klager aangetroffen hennepkwekerij gebaseerd op de aan verweerder sub 2 gegeven informatie door de politie en het rapport van Van Kappel, wat betreft de auto van klager op informatie van de deurwaarder en het rapport van Van Kappel en wat betreft de gezamenlijke huishouding met mevrouw S op het rapport van Van Kappel.
4.10 Dat verweerder sub 2 enige inhoudelijke bemoeienis heeft gehad met bedoelde hogerberoepsprocedures is niet gebleken.
4.11 Klager verwijt verweerder sub 2 tot slot dat hij een bijzondere rol heeft gespeeld in de afdoening van de door klager namens de kinderen op 28 mei 2015 gedane aangifte jegens de vrouw, alsmede dat hij op 17 november 2016 bij de politie heeft geïnformeerd naar de bij klager aangetroffen hennepkwekerij.
4.12 De voorzitter overweegt als volgt. Klager heeft het verwijt dat verweerder sub 2 een bijzondere rol zou hebben gespeeld bij de afdoening van de aangifte van 28 mei 2015 niet onderbouwd. Dat verweerder sub 2 op 17 november 2016 navraag heeft gedaan bij de politie over een bij klager aangetroffen hennepkwekerij valt hem voorts niet tuchtrechtelijk te verwijten. Verweerder sub 2 heeft dit in het belang van zijn cliënte gedaan, nota bene om de informatie die hij van zijn cliënte kreeg te verifiëren. Voor zover klager er ook over klaagt dat de vrouw tijdens het verhoor bij de politie op 11 september 2015 heeft verklaard dat de door klager aan de voorzieningenrechter overgelegde foto’s vervalst zijn, geldt dat, ook in het geval die verklaring onjuist zou zijn, dit verweerder sub 2 niet tuchtrechtelijk kan worden verweten.
4.13 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klachten, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klachten, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. P.M. Wamsteker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 1 maart 2019.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 1 maart 2019 verzonden.