Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-03-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2019:32

Zaaknummer

18-448 DB ZWB

Inhoudsindicatie

Klacht over kwaliteit van de dienstverlening ongegrond. Klager is kennelijk niet tevreden over de getroffen regeling, maar bij de totstandkoming daarvan werd hij niet bijgestaan door verweerster. Verweerster heeft klager correct geadviseerd. Niet gebleken dat verweerster excessief heeft gedeclareerd. Verweerster heeft voor klager een toevoeging aangevraagd en toen deze werd afgewezen heeft zij hem geadviseerd over de mogelijkheden. Niet gebleken dat klager verweerster heeft verzocht om specificaties. Ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  11 maart  2019

in de zaak 18-448/DB/ZWB

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

tegen:

verweerster

 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief d.d. 5 december 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend tegen verweerster.

1.2      Bij e-mail aan de raad van 4 juni 2018 met kenmerk K17-143 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 januari 2019. Klager noch verweerster is verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       het hierboven genoemde e-mailbericht van de deken en de daaraan gehechte stukken.

 

2        Feiten

2.1     Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, van de volgende feiten uitgegaan:

                          2.2     Klager heeft zich in 2013 gewend tot het kantoor B Advocaten voor rechtsbijstand in verband met de afwikkeling van de vermogensrechtelijke gevolgen van zijn echtscheiding. In eerste instantie zijn klagers belangen behartigd door mr. S, toentertijd als advocaat verbonden aan B Advocaten. Per 8 oktober 2013 heeft verweerster, toentertijd eveneens als advocaat verbonden aan B Advocaten, de werkzaamheden voor klager ter zake de afwikkeling van de vermogensrechtelijke gevolgen van zijn echtscheiding van mr. S overgenomen en in dat verband, eveneens op 8 oktober 2013, een opdrachtbevestiging aan klager gestuurd. Verweerster heeft voor klager verder werkzaamheden verricht inzake andere civielrechtelijke geschillen van klager.

                          2.3     In de echtscheidingsprocedure heeft op 14 mei 2014 een comparitie plaatsgevonden, waarbij klager en diens ex-echtgenote overeenstemming hebben bereikt over de verdeling, waarna de procedure is geroyeerd. In deze echtscheidingsprocedure is klager bijgestaan door verweersters kantoorgenoot mr. S.

                          2.4     Verweerster heeft in december 2014 voor klager een toevoeging aangevraagd, maar deze aanvraag is afgewezen. Bij e-mailbericht van 23 januari 2015 heeft verweerster klager bericht dat de aanvraag was afgewezen omdat naar het oordeel van de Raad voor Rechtsbijstand klagers inkomen te hoog was en omdat verweerster niet bij de Raad voor Rechtsbijstand was geregistreerd als specialist op het gebied van personen- en familierecht. Verweerster heeft aan klager voorgesteld om binnen B Advocaten een wel op het gebied van personen- en familierecht ingeschreven advocaat te vragen om op diens naam een toevoeging aan te vragen. Op dat voorstel heeft klager niet gereageerd.  Verweerster heeft op basis van het in de opdrachtbevestiging genoemde uurtarief werkzaamheden voor klager verricht en declaraties verzonden.

                          2.5     Bij e-mailbericht d.d. 15 juni 2016 heeft verweerster aan klager medegedeeld dat met de totstandkoming van de verdeling en het royement van de echtscheidingsprocedure de afwikkeling van de (vermogensrechtelijke) gevolgen van de echtscheiding tot een einde was gekomen. Voorts heeft verweerster aan klager medegedeeld dat hij zich voor vragen over de afwikkeling van de vermogensrechtelijke afwikkeling van de echtscheiding moest wenden tot mr. S, nu deze hem in de echtscheidingsprocedure had bijgestaan. Tot slot heeft verweerster aan klager bevestigd dat hij had besloten om geen verzoek tot wijziging van de alimentatie in te dienen en heeft zij hem gewezen op het risico dat zijn ex-echtgenote zou overgaan tot invordering via het LBIO.

                          2.6     Bij e-mailbericht d.d. 5 juli 2016 heeft verweerster aan klager een advies uitgebracht over de mogelijkheid om de op 14 mei 2014  overeengekomen verdeling aan te vechten. Verweerster heeft uiteengezet waarom dit naar haar mening niet haalbaar was.

2.7      Blijkens de brief van mr. B, werkzaam bij B Advocaten, van 8 september 2016 is met klager een betalingsregeling getroffen ter zake de openstaande declaraties. Nadat verweerster per 1 oktober 2016 het kantoor had verlaten, heeft mr. B de incasso van de openstaande declaraties ter hand genomen, omdat de betalingsregeling door klager niet werd nagekomen.  Bij vonnis van 4 mei 2017 van de kantonrechter Rotterdam is klager veroordeeld tot betaling van de openstaande declaraties van € 10.124,19, de contractuele rente, de incassokosten en de proceskosten.

 

3       KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat :

                                              

1.       zij niets heeft gedaan met de ontevredenheid van klager over de wijze waarop zijn belangen werden behartigd door haar kantoorgenoot mr. S,

2.       zij niets heeft gedaan met de ontevredenheid van klager over de echtscheidingsbeschikking,

3.       zij niet binnen het kantoor heeft gezocht naar een advocaat die de belangen van klager wel goed kon behartigen, aangezien zij zelf niet kon worden toegevoegd voor zaken op het rechtsgebied ‘personen- en familierecht’,

4.       zij onvoldoende rekening heeft gehouden met het gebrek van klager aan financiële middelen,

5.       zij nauwelijks werkzaamheden heeft verricht althans de belangen van klager onvoldoende heeft behartigd,

6.       de aan klager in rekening gebrachte bedragen niet in redelijke verhouding stonden tot de verrichte werkzaamheden,

7.       zij geen specificaties van haar werkzaamheden aan klager heeft toegezonden.

                         

                          4        VERWEER

                          4.1     De klacht is ongegrond. Verweerster heeft klager geadviseerd om de klachten over mr. S met haar kantoorgenoot te bespreken. Na afwijzing van de toevoegingsaanvraag heeft verweerster aan klager voorgesteld om een wel gespecialiseerde kantoorgenoot te vragen een toevoegingsaanvraag in te dienen, maar op dat voorstel heeft klager niet gereageerd.

                          4.2     Klager was slecht bereikbaar. Reacties van klager lieten vaak lang op zich wachten, waardoor de zaak lang heeft geduurd. Verweerster heeft zich altijd naar beste weten ingezet. Verweerster heeft vragen van klager steeds beantwoord en indien nodig onderzoek gedaan naar  diens rechtspositie en hem daarover geïnformeerd. In 2016 heeft klager in overleg met verweerster besloten om geen verzoek tot wijziging van de alimentatie in te dienen. Verweerster heeft dit bevestigd bij e-mailbericht d.d. 15 juni 2016. Klager wilde een hernieuwde verdeling van de huwelijksgemeenschap. Verweerster heeft klager uitgelegd dat dit niet mogelijk was. Verweerster heeft haar advies bevestigd bij e-mailbericht d.d. 5 juli 2016. Indien klager het niet eens was met de adviezen van verweerster, had hij zich tot een andere advocaat kunnen wenden.

                          4.3     De gezondheid van klager maakte voor de inhoud van verweersters advies geen verschil. Wel heeft verweerster bij de behandeling van de zaak rekening gehouden met klagers gezondheid, nu zij klager veel tijd en ruimte heeft gegeven.

                          4.4     Verweerster heeft bij iedere declaratie een urenspecificatie gevoegd. Klager heeft nooit geklaagd over de hoogte van de declaratie. Met klager is een betalingsregeling overeengekomen. De incasso van de openstaande declaraties vonden plaats na verweersters vertrek op 1 oktober 2016 en daarmee heeft zij dan ook geen bemoeienis gehad.

 

                          5        BEOORDELING

5.1     De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes -zoals over procesrisico en kostenrisico - waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat dienaangaande heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoren het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. De cliënt dient door de advocaat te worden gewezen op de proceskansen en het kostenrisico in zijn zaak. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaven beoordelen.

 

5.2     Klachtonderdelen 1 en 2

          De klachtonderdelen 1 en 2 lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Vaststaat dat op 14 mei 2014 tussen klager en diens ex-echtgenote een regeling tot stand is gekomen ter zake de vermogensrechtelijke afwikkeling van de echtscheiding. Tevens staat vast dat klager hierbij niet is bijgestaan door verweerster, maar door haar toenmalige kantoorgenoot mr. S. Klager was kennelijk achteraf teleurgesteld over de inhoud van de getroffen regeling. Verweerster heeft in haar e-mailberichten van 15 juni en 5 juli 2016 gemotiveerd uiteengezet dat de getroffen regeling onaantastbaar was. Verweerster heeft klager voorts voor verdere vragen over de getroffen regeling en klachten over het optreden van mr. S verwezen naar mr. S. De raad is van oordeel dat verweerster aldus correct heeft gehandeld. Indien klager zich niet kon vinden in de inhoud van de adviezen van verweerster had hij zich tot een andere advocaat kunnen wenden. Dat klager dat heeft gedaan is niet gebleken. De eerste twee onderdelen van de klacht zijn ongegrond.

 

5.3     Klachtonderdeel 3

          Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerster klager bij e-mailbericht d.d. 23 januari 2015 heeft bericht dat de toevoegingsaanvraag was afgewezen omdat naar het oordeel van de Raad voor Rechtsbijstand klagers inkomen te hoog was en omdat verweerster niet bij de Raad voor Rechtsbijstand was geregistreerd als specialist op het gebied van personen- en familierecht. Verweerster heeft aan klager voorgesteld om binnen B Advocaten een wel op het gebied van personen- en familierecht ingeschreven advocaat te vragen om op diens naam een toevoeging aan te vragen. Klager heeft erkend dat hij op voorstel niet heeft gereageerd. Op grond van het voorgaande is de raad van oordeel dat klachtonderdeel 3 feitelijke grondslag mist. Ook klachtonderdeel 3 is derhalve ongegrond.

 

5.4     Klachtonderdeel 4

          De raad is van oordeel dat ook het verwijt dat verweerster onvoldoende rekening heeft gehouden met een gebrek aan financiële middelen zijdens klager feitelijke grondslag mist. Immers, verweerster heeft voor klager een toevoegingsaanvraag ingediend, hem geïnformeerd over de mogelijkheden toen de aanvraag werd afgewezen en op 8 september 2016 is met klager een betalingsregeling getroffen ter zake de openstaande declaraties.

 

5.5     Klachtonderdeel 5

          De raad is van oordeel dat klager het verwijt, dat verweerster nauwelijks werkzaamheden heeft verricht en klagers belangen niet naar behoren heeft behartigd, onvoldoende heeft onderbouwd en geconcretiseerd. Dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar is tekortgeschoten jegens klager is niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

 

5.6     Klachtonderdeel 6

          Ter zake de klacht dat de aan klager in rekening gebrachte bedragen niet in redelijke verhouding stonden tot de verrichte werkzaamheden oordeelt de raad dat het niet aan de tuchtrechter is om declaratiegeschillen te beslechten. Slechts indien sprake is van excessief declareren is een rol voor de tuchtrechter weggelegd. Van excessief declareren is evenwel niet gebleken, terwijl de civiele rechter reeds heeft geoordeeld over de openstaande declaraties en klager heeft veroordeeld tot betaling. Klachtonderdeel 6 is eveneens ongegrond.

 

5.7     Klachtonderdeel 7

          Verweerster heeft de klacht, dat zij klager nimmer urenspecificaties heeft gestuurd, uitdrukkelijk weersproken. Verweerster heeft gesteld dat iedere declaratie was voorzien van een urenspecificatie en verweerster heeft de urenspecificaties ook overgelegd bij de deken. Uit het dossier blijkt niet dat klager gedurende de behandeling van de zaak om toezending van specificaties heeft verzocht. De raad kan niet vaststellen dat verweerster klager de urenspecificaties heeft onthouden. Ook klachtonderdeel 7 moet als ongegrond worden afgewezen.

         

                          5.8     De raad komt tot de slotsom dat de klacht in alle onderdelen ongegrond moet worden verklaard.

 

BESLISSING

 

 

De raad van discipline:

 

 

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

 

 

 

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken, W. Fick-Nolet leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg , als griffier en uitgesproken op 11 maart 2019.

 

 

 

 

Griffier                                                                                                  Voorzitter