Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-02-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2019:26

Zaaknummer

18-750/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Verweerster had ontbrekende bijlage bij brief aan wederpartij conform diens verzoek moeten nazenden. Nalaten is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Gegrond. Vanwege tuchtrechtelijk verleden en aanbieden excuses geen maatregel.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  11 februari 2019

in de zaak 18-750/DB/ZWB

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klager

 

 

tegen:

 

 

verweerster

 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij e-mail d.d. 9 januari 2018 heeft klager  bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend tegen verweerster.

1.2      Bij brief aan de raad van 19 september 2018 met kenmerk K18-010 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 december 2018 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       De hierboven genoemde brief van de deken en de daaraan gehechte stukken.

 

2        Feiten

2.1     Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, van de volgende feiten uitgegaan:

2.2     Verweerster is de advocaat van de ex-echtgenote van klager. Verweerster heeft klager bij brief d.d. 5 februari 2016 verzocht om haar te laten weten of hij bereid was om kinderalimentatie te betalen. Verweerster heeft voorts aan klager medegedeeld:

          “(…..) is een door u te betalen bijdrage ter hoogte van € 204,-- per kind per maand redelijk. In bijlage treft u de onderliggende berekening aan. (…) Ik wil u verzoeken om mij binnen een week na heden te berichten of u akkoord bent met het betalen van de bijdrage ter hoogte van € 204,-- per maand per kind met ingang van 1 februari 2016 en het verdelen van de banksaldi. Zo niet, dan zal ik een verzoek voorlopige voorzieningen indienen bij de rechtbank. (…)

2.3     Bij e-mailbericht d.d. 10 februari 2016 heeft klager verweerster onder meer bericht dat de bijlage bij haar brief ontbrak. Klager heeft verweerster verzocht om de bijlage alsnog aan hem toe te sturen.

2.4     Bij e-mailbericht d.d. 15 februari 2016 heeft klager verweerster bericht dat hij zich had gewend tot een advocaat, die contact met verweerster zou opnemen. Bij e-mailbericht d.d. 1 maart 2016 heeft klagers advocaat verweerster bericht dat hij diezelfde week op verweersters brief d.d. 5 februari 2016 zou reageren, hetgeen hij bij brief d.d. 7 maart 2016 heeft gedaan.

2.5     Omdat nazending van de bijlage was uitgebleven heeft klager bij e-mailbericht d.d. 3 mei 2016 zijn verzoek herhaald.

2.6     Medio mei 2016 heeft verweerster de behandeling van de zaak overgedragen aan een andere advocaat.

2.7     Bij e-mailbericht d.d. 12 mei 2016 heeft klager verweerster nogmaals verzocht om de bijlage aan hem toe te sturen. Verweerster heeft dit e-mailbericht diezelfde dag doorgestuurd aan klagers advocaat met de mededeling dat zij niet op klagers bericht zou reageren.

2.8     Bij e-mailbericht d.d. 6 juni 2016 heeft klager verweerster nogmaals verzocht om de bijlage aan hem toe te sturen.

2.9     Bij e-mailbericht d.d. 7 juni 2016 heeft verweerster klager bericht:

                     “Ik ben u niets verplicht.”

2.10   Bij e-mailberichten d.dis. 15 en 27 juni 2016 aan het kantoor van verweerster heeft klager nogmaals verzocht om de bijlage aan hem toe te sturen. Bij e-mailbericht d.d. 28 juni 2016 heeft verweerster klagers advocaat bericht dat zij niet meer optrad voor klagers ex-echtgenoot en dat zij niet tot verzending van de bijlage zou overgaan.

2.11   Bij e-mailberichten d.dis. 24 augustus en 4 oktober 2016 heeft klager zich bij verweersters kantoor beklaagd over het niet nazenden van de bijlage. Tevens heeft klager het kantoor nogmaals verzocht om de bijlage aan hem toe te sturen. Bij brief d.d. 14 november 2016 heeft klager een klacht ingediend bij verweersters kantoor. Bij e-mailbericht d.d. 15 november 2016 heeft een kantoorgenoot van verweerster klager bericht dat het standpunt van het kantoor ongewijzigd was en dat op verdere correspondentie van klager niet meer wordt gereageerd.

2.12   Bij e-mailbericht d.d. 21 april 2017 heeft klager verweerster bericht dat hij contact had gelegd met de deken. Bij e-mailbericht d.d. 21 april 2017 heeft verweersters kantoorgenoot klager bericht dat het standpunt ongewijzigd was.

 

3       KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat :

                                              

de bijlage bij verweersters brief/mail van 5 februari 2016 aan klager ontbrak, verweerster die bijlage ondanks herhaalde verzoeken van klager niet alsnog aan hem heeft toegezonden en zij vervolgens op klagers klacht inhoudelijk niet heeft gereageerd.

 

                         

                          4        VERWEER

                          4.1     Naar de mening van klager zat de bijlage niet bij de brief. Verweerster heeft dat zelf niet kunnen verifiëren. In vrijwel alle gevallen zitten de bijlagen wel bij de brief. Op 15 februari 2016 heeft klager verweerster bericht dat hij een advocaat in de arm had genomen. Het stond haar toen niet meer vrij om rechtstreeks met klager te communiceren. Klagers advocaat heeft niet om de bijlage gevraagd. Nadat verweerster de behandeling van de zaak had overgedragen aan een andere advocaat voelde zij zich ook niet meer vrij om de bijlage aan klager te doen toekomen. Klager heeft op 14 november 2016 een klacht ingediend bij verweersters kantoor. Deze klacht is niet in behandeling genomen omdat de interne klachtenregeling slechts open staat voor cliënten.

 

                          5        BEOORDELING

5.1     De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De raad overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De raad oordeelt dat klager met inachtneming van het bovenstaande kan worden ontvangen in zijn klacht en zal de klacht met inachtneming van bovenstaand uitgangspunt beoordelen. 

 

5.2     Verweerster heeft niet betwist de stelling van klager dat de bijlage bij verweersters brief d.d. 5 februari 2016 ontbrak, maar heeft de juistheid van klagers stelling wel in twijfel getrokken. De raad ziet geen aanleiding om te twijfelen aan klagers stelling dat de bijlage bij de brief ontbrak. Het niet bijvoegen van de bijlage is weliswaar onzorgvuldig, maar had niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt aan het adres van verweerster geleid indien zij het verzoek om nazending van klager binnen een redelijke termijn had gehonoreerd. De raad is van oordeel dat het op de weg van verweerster had gelegen om, toen klager haar op 10 februari 2016 verzocht om de bijlage na te zenden, dat alsnog en met bekwame spoed te doen.

 

5.3     Dat verweersters cliënte enig belang had bij het niet nazenden van de bijlage is niet gesteld noch gebleken. Klager is door het ontbreken en niet nazenden van de bijlage benadeeld, omdat hij hierdoor niet in de gelegenheid is gesteld om het in verweersters brief d.d. 5 februari 2016 geformuleerde verzoek te beoordelen. De raad is dan ook van oordeel dat verweerster, door de bijlage niet na te zenden, tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het feit dat klager verweerster op 15 februari 2016 heeft bericht dat hij zich had gewend tot een advocaat maakt dit niet anders. Het stond verweerster vanaf dat moment weliswaar niet meer vrij om rechtstreeks met klager te communiceren, maar dit laat onverlet dat verweerster de bijlage had kunnen en moeten toesturen aan klagers advocaat. De herhaalde verzoeken van klager zijn ten onrechte onbeantwoord gebleven en op zijn klacht is niet inhoudelijk gereageerd. De toonzetting van verweersters e-mailbericht aan klager d.d. 7 juni 2016 past een behoorlijk advocaat in de gegeven omstandigheden bovendien niet. Verweerster heeft dit laatste onderkend en aan klager haar excuses aangeboden.

 

5.4     De raad zal de klacht op grond van het voorgaande gegrond verklaren.

 

 

6       MAATREGEL

 

6.1     Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door, zonder gebleken belang van haar cliënte, na te laten om de kennelijk ontbrekende bijlage alsnog aan klager toe te sturen.  Verweerster is nog niet eerder tuchtrechtelijk veroordeeld en heeft haar excuses aangeboden voor de toonzetting van haar bericht aan klager d.d. 7 juni 2016. De raad ziet in deze omstandigheden aanleiding om af te zien van het opleggen van een maatregel.

 

 

7          GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

 

7.1      Aangezien de klacht gegrond wordt verklaard, moet verweerster het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BESLISSING

 

 

De raad van discipline:

 

 

-             verklaart de klacht gegrond;

 

-             ziet af van het opleggen van een maatregel;

 

-             veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van EUR 50,- aan klager.

 

 

 

Aldus beslist door mr. M.M.T. Coenegracht, voorzitter, mrs. L.R.G.M. Spronken ,

R. van den Dungen , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg , als griffier en uitgesproken op 11 februari 2019.

 

 

 

 

 

Griffier                                                                 Voorzitter