Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-02-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2019:25
Zaaknummer
18-384/DB/ZWB
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 11 februari 2019
in de zaak 18-384/DB/ZWB
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 24 juli 2018 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief d.d. 27 maart 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant, hierna: “de deken”, een klacht ingediend tegen verweerder.
1.2 Bij brief van 18 mei 2018 heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van de raad.
1.3 Bij beslissing van 24 juli 2018 heeft de voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 24 juli 2018 verzonden aan klager.
1.4 Bij brief d.d. 2 augustus 2018, door de raad ontvangen op 3 augustus 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is, gezamenlijk met de zaak 18-383/DB/ZWB, behandeld ter zitting van de raad van 17 december 2018. Klager en verweerder zijn verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van: de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, van het verzetschrift van klager en de nagekomen brief van 29 november 2018 van verweerder.
2 FEITEN
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) hij klager, ondanks toezeggingen daartoe, niet heeft teruggebeld;
b) op het moment dat klager stukken ging afgeven bij het kantoor van verweerder, de deur niet open werd gedaan en klager niet door verweerder te woord werd gestaan.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:
Ten onrechte heeft de voorzitter in zijn beslissing de door klager geschetste feitelijke gang van zaken niet bewezen geacht en geoordeeld dat niet is gebleken dat verweerder had toegezegd dat hij hem persoonlijk zou bellen. Ten onrechte heeft de voorzitter geoordeeld dat het feit dat op 6 maart 2017 de deur niet werd geopend voor klager verweerder tuchtrechtelijk niet kan worden verweten.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde gronden niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium gehanteerd en heeft acht geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.
4.2 De raad komt tot de slotsom dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46j Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Griffier Voorzitter
Aldus beslist door mr. M.M.T. Coenegracht, voorzitter, mrs. A.A.M. Schutte, R. van den Dungen, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 februari 2019.