Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-06-2010
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0966
Zaaknummer
5508
Inhoudsindicatie
Wraking kamer Hof van Discipline ongegrond.
Uitspraak
14 juni 2010
No. 5508
Hof van Discipline
Beslissing
naar aanleiding van het wrakingsverzoek van
verzoekers,
tegen:
mr. G.J. Driessen-Poortvliet,
voorzitter,
mr. R.W. de Ruuk,
mr. A.D. Kiers-Becking,
mr. J.H. Homveld,
mr. A.G. Scheele-Mülder,
leden ter zitting van het hof van 4 december 2009.
1. De procedure
1.1. Bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) is, onder nummer M129-2008, een zaak aanhangig die verzoekers betreft. Het gaat om een klacht van verzoekers tegen mr. X..
1.2. Het hof heeft het hoger beroep behandeld in zijn zitting van 4 december 2009 Verzoeker heeft bij brief van 4 december 2009, ingekomen ter griffie van het hof op 8 december 2009, een wrakingsverzoek ingediend.
1.3. Bij brief van 18 januari 2009, ter griffie van het hof ontvangen op 18 januari 2009, heeft de voorzitter van ’s hofs zitting van 4 december 2009, mede namens de leden, haar standpunt met betrekking tot het verzoek tot wraking kenbaar gemaakt.
1.4. Het hof heeft het verzoek tot wraking behandeld in zijn zitting van 12 april 2010, waar verzoeker is verschenen.
1.5. Het hof heeft bij zijn beslissing acht geslagen op de stukken die op de zaak betrekking hebben en op het verhandelde ter zitting.
2. De beoordeling
2.1 De voorzitter en leden van de kamer zijn gewraakt omdat de voorzitter heeft geweigerd de zaak ter zitting te schorsen en na beraad direct uitspraak te doen.
Volgens klagers is de rechterlijke partijdigheid in het geding omdat het hof in strijd met art 132 lid 3 van de Grondwet de wetstrijdige uitspraken van deken en raad niet wil vernietigen.
2.2 Ex artikel 512 Sv, dat te dezen van overeenkomstige toepassing is, kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Hetgeen in casu is aangevoerd vormt geen grond voor wraking nu de gestelde feiten geen handelen betreffen die een gebrek aan partijdigheid kunnen vormen. Uit het feit dat de voorzitter van de kamer niet heeft voldaan aan het verzoek van klagers om de behandeling van de zaak ter zitting te schorsen, direct over de zaak te beraadslagen en meteen uitspraak te doen kan een dergelijk gebrek aan onpartijdigheid ook overigens niet worden afgeleid.
2.3 Op grond van het bovenstaande dient het wrakingsverzoek te worden afgewezen.
3. De beslissing
Het hof:
wijst af het wrakingsverzoek van 4 december 2009 van verzoekers, gericht tegen mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, en mrs. R.W. de Ruuk, A.D. Kiers-Becking, J.H. Homveld en Scheele-Mülder, leden van het hof.
Aldus gewezen door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, mrs. P.J. Baauw, H. van Loo, G.J. Visser en W.K. van Duren, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2010.