Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:253

Zaaknummer

6748

Inhoudsindicatie

Enkele feit dat verzoeker als advocaat is opgetreden tegen kantoorgenoten van leden van het hof is geen aanwijzing van vooringenomenheid. Wrakingsverzoek afgewezen.

Uitspraak

Beslissing van 20 september 2013

in de zaak 6748

naar aanleiding van het wrakingsverzoek van:

advocaat te Amsterdam

verzoeker

tegen:

 

leden Hof van Discipline

 

1 DE PROCEDURE

1.1 Bij beslissing van 28 februari 2013 heeft de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten in het arrondissement B. verzet gedaan tegen de inschrijving van mr. X. als advocaat.

1.2 Bij verzoekschrift van 3 april 2013 heeft verzoeker bij het Hof van Discipline (verder: het hof) beklag gedaan tegen deze beslissing van de Raad van Toezicht in het arrondissement B. De zaak is behandeld ter zitting van het hof van 13 mei 2013 door mr. A. (verder: de voorzitter), en mrs. G., Q., Z., S. (verder: de leden).

1.3 Ter zitting op 13 mei 2013 heeft verzoeker mrs. Q. en Z. gewraakt.

1.4    Bij brief van 10 juni 2013 heeft mr. Q. het hof meegedeeld niet te berusten in de wraking. Hij heeft er bovendien op gewezen dat hij sinds 1 januari 2009 nog slechts als adviseur is verbonden aan het kantoor dat mede zijn naam draagt.

1.5    Mr. Z. heeft eveneens bij brief van 10 juni 2013 het hof bericht niet te berusten in de wraking.

1.6 Het hof heeft het wrakingverzoek behandeld ter zitting van 19 juli 2013, waar verzoeker is verschenen en heeft gepleit overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnota.

1.5 Het hof heeft bij zijn beslissing naast de hiervoor genoemde stukken acht geslagen op het proces-verbaal van de zitting van 13 mei 2013 en de brief met bijlagen van mr. X. van 3 juli 2013, alsmede op het verhandelde ter zitting van 19 juli 2013.

 

2 BEOORDELING

2.1. Blijkens het proces-verbaal van de zitting van 13 mei 2013 wraakt Mr. X. mr. Q. stellende dat mr. Q. niet onbevangen ten opzichte van mr. X. staat en er de schijn van partijdigheid is, aangezien zijn (voormalig) kantoorgenoot mr. H. in een kort-geding-procedure is betrokken en mr. H. het onaangenaam vindt door mr. X. te zijn gekapitteld. Bij brief met bijlagen van 3 juli 2013 en ter zitting van het hof van 19 juli 2013 heeft mr. X. nog uitgewijd over de geschillen waarin hij als advocaat tegen mr. H. in diens hoedanigheid van curator is opgetreden.

2.2   Ter zitting van 13 mei 2013 heeft mr. X. mr. Z. gewraakt stellende dat mr. Z. niet onbevangen is ten aanzien van mr. X. en er de schijn van partijdigheid is, nu mr. X. betrokken is bij een faillissement waarin de kantoorgenoot van mr. Z., mr. R., curator is en mr. R. het onaangenaam vindt door mr. X. te zijn gekapitteld. Bij brief met bijlagen van 3 juli 2013 en ter zitting van het hof van 19 juli 2013 heeft mr. X. nog uitgewijd over de geschillen waarin hij als advocaat tegen mr. R. in zijn hoedanigheid van curator is opgetreden.

2.3. Bij de beoordeling van de gronden waarop de wrakingverzoeken betrekking hebben dient het volgende voorop te worden gesteld.

Ingevolge het bepaalde in artikel 56 lid 6 van de Advocatenwet in verbinding met artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering is wraking van een lid van het hof mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het hof heeft derhalve te onderzoeken of dergelijke feiten of omstandigheden door verzoeker zijn gesteld en aannemelijk zijn geworden.

Uitgangspunt daarbij is dat een lid van het hof moet worden vermoed uit hoofde van zijn benoeming/verkiezing onpartijdig te zijn, tenzij zich omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat het lid jegens de verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

Anders dan mr. X. aan de hand van de door hem geciteerde parlementaire wetsgeschiedenis vanaf 1948 heeft willen betogen, geldt voormeld uitgangspunt  onverkort voor alle leden van het hof, derhalve ook voor de advocaatleden.

Het enkele gegeven dat mr. X. als advocaat in geschillen tegen de voormalig kantoorgenoot van mr. Q. en de kantoorgenoot van mr. Z., in hun hoedanigheid van curator, is opgetreden, is naar het oordeel van het hof geen zwaarwegende aanwijzing dat mr. Q. en mr. Z. ten opzichte van mr. X. een vooringenomenheid koesteren, of dat de bij mr. X. kennelijk dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

2.4 Omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden zijn niet gesteld, noch is daarvan gebleken. De niet onderbouwde stelling van mr. X. dat de voormalig kantoorgenoot van mr. Q. en de kantoorgenoot van mr. Z. het niet leuk hebben gevonden door hem te zijn gekapitteld, is niet als een zodanige omstandigheid aan te merken. 

2.5 Vorenstaande leidt er toe dat zowel ten aanzien van mr. Q. als ten aanzien van mr. Z. het wrakingverzoek dient te worden afgewezen.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

  

wijst af het wrakingsverzoek van 13 mei 2013 van verzoeker, gericht tegen mrs. Q. en Z., leden van het Hof van Discipline.

 

De beslissing is verzonden op 20 september 2013.