Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-11-2018

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2018:209

Zaaknummer

160281

Inhoudsindicatie

Bekrachtiging beslissing raad: Kwaliteitsklacht eigen advocaat. Tussen klager en verweerster is een vertrouwenscrisis ontstaan. Verweerster heeft zowel in aanloop naar de vertrouwenscrisis als nadien niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klacht ongegrond.

Uitspraak

BESLISSING                                   

van 2 november 2018

in de zaak 160281

 

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

 

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

1.1    Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 10 oktober 2016, onder nummer 16-310/A/NH, aan partijen toegezonden op 10 oktober 2016, waarbij de klacht van klager tegen verweerster in alle onderdelen ongegrond is verklaard.

1.2    De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2016:200.

 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 7 november 2016 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- het schrijven van verweerster van 16 januari 2017;

- het schrijven van klager van 23 februari 2017;

- het schrijven van verweerster van 24 februari 2017;

- het schrijven van klager van 24 februari 2017;

- het schrijven namens klager van 23 februari 2017, ontvangen op 24 februari 2017;

- het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van het hof d.d. 10 maart 2017;

- het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van het hof d.d. 18 september 2017;

- de pleitaantekeningen van de gemachtigde van klager d.d. 18 september 2017;

- de wrakingsbeslissing van het hof van 26 januari 2018;

- het e-mailbericht van de gemachtigde van klager van 6 september 2018 met de mededeling dat klager en zijn gemachtigde niet ter zitting zullen verschijnen;

- het e-mailbericht van verweerster van 6 september 2018 dat zij niet ter zitting zal verschijnen, indien het hof geen vragen aan haar heeft;

- het e-mailbericht van de griffie van 6 september 2018 aan partijen dat de zaak schriftelijk zal worden afgedaan.

2.3    Het hof heeft de zaak in raadkamer behandeld op 7 september 2018 omdat beide partijen zich akkoord verklaard hebben met de verdere schriftelijke afhandeling van de zaak.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.1    sprake is van inhoudelijk ondeugdelijke beroepsuitoefening, meermaals in het dossier;

1.2    verweerster heeft geweigerd de verstrekte opdracht uit te voeren;

1.3    verweerster heeft geprobeerd de verstrekte opdracht – welke inhield een verzoek tot het treffen van een omgangsregeling – te ontkennen;

2     verweerster heeft geprobeerd een betaling te ontvangen van DAS Rechtsbijstand nadat de overeenkomst tussen verweerster en klager buitengerechtelijk was ontbonden;

3.1     verweerster informatie aan DAS Rechtsbijstand heeft verstrekt, die opzettelijk (willens en wetens) onjuist en onvolledig is;

3.2     verweerster heeft geweigerd om ervoor te zorgen dat DAS Rechtsbijstand     haar standpunt zou wijzigen;

3.3     verweerster haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden door zonder toestemming van klager informatie aan DAS Rechtsbijstand te verstrekken;

4.1     verweerster heeft gepretendeerd een ‘out of the office’ bericht te hebben verstuurd;

4.2     verweerster heeft geprobeerd onbereikbaar te zijn;

5     verweerster schade bij de pleegkinderen heeft veroorzaakt doordat de onjuiste informatieverstrekking aan DAS Rechtsbijstand (vergelijk klachtonderdeel 3.1) substantiële vertraging in de start van de procedure heeft veroorzaakt;

6     verweerster heeft geweigerd de gemaakte beroepsfout(en) te herstellen;

7     verweerster heeft geweigerd toe te geven dat een beroepsfout is gemaakt;

8     verweerster, door de gemaakte beroepsfout(en), het aanzien in de advocatuur heeft geschonden.

 

4    FEITEN

4.1    In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

 

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2    De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

 

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- Bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, gewezen onder nummer 16-310/A/NH.

 

Aldus gewezen door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mrs. M. Pannevis en M.L. Weerkamp, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2018.

 

griffier      voorzitter                           

De beslissing is verzonden op 2 november 2018.