Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-11-2018
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2018:208
Zaaknummer
180141
Inhoudsindicatie
Volledige bekrachtiging beslissing raad: Verweerster is niet de persoon geweest die de betalingsregeling heeft beëindigd, zodat haar daarvan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Klachtonderdeel niet-ontvankelijk.
Uitspraak
BESLISSING
van 2 november 2018
in de zaak 180141
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerster
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (verder: de raad) van 30 april 2018, gewezen onder nummer 17-242/DH/RO en aan partijen toegezonden op 30 april 2018. In deze beslissing is het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 14 november 2017 ten aanzien van de klachtonderdelen a), c), d), e), f) en g) ongegrond verklaard en is het verzet ten aanzien van klachtonderdeel b) gegrond verklaard. Voorts is in deze beslissing klachtonderdeel b) niet-ontvankelijk verklaard.
1.2 De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSGR:2018:98.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 29 mei 2018 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerster van 19 juli 2018;
- het schrijven van verweerster van 3 september 2018.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 7 september 2018, waar klager en verweerster zijn verschenen.
3 KLACHT
3.1 Voor zover in hoger beroep van belang houdt de klacht, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
[…]
b) de beslissing om eenzijdig de betalingsregeling op te zeggen, een beslissing is geweest die voor onnodige vertraging heeft gezorgd en de zaak van klager schade heeft toegebracht.
[…].
4 FEITEN
In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 Het onderzoek in hoger beroep, waaronder het besprokene ter zitting, heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
5.2 De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- Bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 30 april 2018, onder nummer 17-242/DH/RO, voor zover deze aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Aldus gewezen door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mrs. M. Pannevis en M.L. Weerkamp, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2018.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 2 november 2018.