Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-01-2019
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2019:2
Zaaknummer
18-382/DB/ZWB
Inhoudsindicatie
Advocaat had arbeidsovereenkomst met haar toenmalige kantoor beëindigd. En van dat kantoor de uitdrukkelijke instructie de cliënten niet te informeren. De advocaat mocht er onder die omstandigheden op vertrouwen dat haar voormalige kantoor voor een adequate vervanging zou zorgdragen en de cliënt daarover zou informeren.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 7 januari 2019
in de zaak 18-382/DB/ZWB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 24 april 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend tegen verweerster.
1.2 Bij brief aan de raad van 18 mei 2018 met kenmerk K17-073 , door de raad ontvangen op 22 mei 2018 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is, gelet op de samenhang van beide klachten, gelijktijdig behandeld met de klacht van klager in klachtzaak 18-386/DB/ZWB. De klachten zijn behandeld ter zitting van de raad van 22 oktober 2018 in aanwezigheid van klager en verweersters in beide klachtzaken. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken van 18 mei 2018, met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerster heeft klager bijgestaan in een letselschadezaak. Verweerster heeft bij brief van 3 oktober 2016 een afschrift van haar namens klager aan de rechtbank verzonden verzoekschrift toegestuurd. De griffier van de rechtbank heeft bij brief van 10 november 2016 een oproep voor de zitting van de kantonrechter op 12 januari 2017 om 9.30 uur aan verweerster toegezonden. Verweerster heeft bij brief van 14 november 2016 een afschrift van de oproep aan klager toegezonden en hem verzocht een afspraak te maken om de zitting voor te bereiden. Verweerster heeft bij brief van 17 november 2016 de met klager op 5 januari 2017 gemaakte afspraak bevestigd. Verweerster heeft op 30 november 2016 haar arbeidsovereenkomst bij haar (voormalige) kantoor opgezegd. Op 16 december 2016 was de laatste werkdag van verweerster bij haar (voormalige) kantoor.
2.2 Op 5 januari 2017 heeft een (voormalig) kantoorgenote van verweerster -verweerster in klachtzaak 18-386/DB/ZWB-, verder te noemen mr. X, klager uit de wachtkamer opgehaald en hem medegedeeld dat zij de zaak van klager, wegens het vertrek van verweerster, had overgenomen. Op 12 januari 2017 heeft de mondelinge behandeling van het verzoekschrift door de kantonrechter plaatsgevonden. Klager werd tijdens de zitting bijgestaan door mr. X.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerster klager niet tijdig heeft geïnformeerd dat haar (voormalig) kantoorgenote haar zou vervangen
4 VERWEER
4.1 Verweerster betreurt het dat zij klager niet heeft kunnen informeren over haar vertrek bij haar vorige kantoor. Zij heeft van haar vorige kantoor destijds echter de uitdrukkelijke instructie gekregen om in december 2016 geen uitlatingen te doen over haar vertrek. Haar vorige kantoor wilde eerst de overdracht van de zaken regelen alvorens mededelingen aan cliënten te doen.
4.2 Het vorige kantoor van verweerster is direct na de opzegging van verweerster op 30 november 2016 met (externe) partijen gaan praten over de overdracht van de zaken van verweerster. Op 16 december 2016 was de overdracht van de zaak van klager nog niet gerealiseerd. Verweerster heeft in opdracht van haar vorige kantoor een overdrachtsnotitie geschreven waarin iedere zaak beschreven stond inclusief de actiepunten. Toen is ook gesproken over de geplande zitting en de afspraak daaraan voorafgaand met klager. Aan verweerster is toegezegd dat, mocht de (externe) overdracht van de zaken niet tijdig worden gerealiseerd, mr. H of mr. X verweerster in de zaak van klager zou vervangen en dat zij hem daarvan op de hoogte zouden stellen. Kennelijk is klager pas tijdens het gesprek op 5 januari 2017 ervan op de hoogte gesteld dat mr. X verweerster in die zaak verving.
5 BEOORDELING
5.1 Klager verwijt verweerster dat zij hem niet heeft geïnformeerd over haar vertrek en de overdacht van zijn zaak. Verweerster heeft verklaard dat zij bij voorkeur klager zelf had geïnformeerd maar dat haar vorige kantoor haar heeft geïnstrueerd dat niet te doen. De raad is met verweerster van oordeel dat het wenselijk is dat een advocaat die haar werkzaamheden voor een cliënt, wegens de beëindiging van een arbeidsovereenkomst met haar kantoor, beëindigt, haar cliënt daarvan zelf op de hoogte stelt.
5.2 Vast staat dat verweerster klager niet heeft geïnformeerd over haar vertrek en dat klager op 5 januari 2017 werd geconfronteerd met een kantoorgenote van verweerster die hem op de hoogte stelde van het vertrek van verweerster en de overdracht van de zaak aan haar. De raad acht het begrijpelijk dat klager zich hierdoor overvallen heeft gevoeld. De vraag is of verweerster hiervan tuchtrechtelijk een verwijt valt te maken. Uit de aan de raad overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde is komen vast te staan dat verweerster door haar voormalige kantoor uitdrukkelijk is geïnstrueerd om haar cliënten niet te informeren over haar vertrek. Tevens is verweerster te kennen gegeven dat haar voormalige kantoor voor de overdracht van de zaken zou zorgen en de cliënten daarover zou informeren. Verweerster heeft in opdracht van haar voormalige kantoor een overdrachtsnotitie geschreven en per zaak de actiepunten beschreven. In de zaak van klager is in dat kader besproken dat op 12 januari 2017 een zitting stond gepland en dat verweerster op 5 januari 2017 ter voorbereiding van de zitting een afspraak met klager had gemaakt.
5.3 Verweerster mocht, hoewel zij er klaarblijkelijk de voorkeur aan gaf om klager zelf van haar vertrek op de hoogte te stellen, onder voormelde omstandigheden erop vertrouwen dat haar voormalige kantoor voor een adequate overdracht van de zaak van klager en communicatie daarover aan klager zou zorgdragen. Dat de (voormalige) kantoorgenote van verweerster er voor heeft gekozen om klager pas tijdens het bezoek van klager op 5 januari 2017 aan het (voormalige) kantoor van verweerster over de overdracht van de zaak te informeren valt verweerster tuchtrechtelijk niet aan te rekenen. De raad zal de klacht daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht ongegrond;
Aldus beslist door mr. M.M.T. Coenegracht , voorzitter, mrs. N.M. Lindhout-Schot en A.A.M. Schutte , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 januari 2019.
Griffier Voorzitter