Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-01-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2019:9

Zaaknummer

18-561/A/A

Zaaknummer

18-562/A/A

Zaaknummer

18-563/A/A

Zaaknummer

18-564/A/A

Zaaknummer

18-565/A/A

Zaaknummer

18-566/A/A

Inhoudsindicatie

Verweerders hebben door het als productie overleggen van een niet-geanonimiseerd vonnis niet de gerechtvaardigde belangen van klager als bedoeld in regel 10 van de Gedragsregels 1992 geschaad. Het vonnis is slechts in kleine kring verspreid. Daar komt bij dat het in 2015 nog regelmatig voorkwam dat gerechtelijke uitspraken niet werden geanonimiseerd. Ook heeft klager onvoldoende gesteld op welke wijze hij in zijn belangen is geschaad door het overleggen van het vonnis. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 11 januari 2019

in de zaken 18-561/A/A, 18-562/A/A, 18-563/A/A, 18-564/A/A, 18-565/A/A en 18-566/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over

verweerders

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 10 december 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerders.

1.2 Bij brief aan de raad van 26 juli 2018 met kenmerk 4017-321607, 321609, 321610, 321612, 321613, 562900, door de raad ontvangen op 27 juli 2018, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 november 2018 in aanwezigheid van klager en verweerders sub 1 tot en met 5. Verweerster sub 6 was met kennisgeving vooraf niet aanwezig. Hoewel verweerster sub 6 niet meer op het tableau is ingeschreven, heeft verweerster sub 5 ook namens haar het woord gevoerd. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van:

- de onder 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 14 van de bij die brief gevoegde inventarislijst;

- de door klager bij e-mail van 30 oktober 2018 nagestuurde stukken;

- de per e-mail en per post verstuurde brief van verweerders met bijlagen van 1 november 2018.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klager is in een geschil verwikkeld met een financiële dienstverlener (hierna: de Bank). Verweerder sub 1 staat de Bank in dat geschil bij.

2.2 Op 24 september 2015 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag een vonnis in kort geding gewezen tussen klager en de Bank, waarin het klager onder meer is verboden om, op straffe van lijfsdwang, contact op te nemen met voormalige en huidige medewerkers en (kantoorgenoten van) raadslieden van de Bank (hierna: het vonnis).

2.3 Verweerders sub 1 en 2 hebben het vonnis als productie overgelegd in een procedure in een civiele zaak die zij namens hun cliënte, een verzekeraar, voeren tegen de heer H. Het vonnis is in niet-geanonimiseerde vorm overgelegd.

2.4 De heer H. heeft bij brief van 19 september 2017 de gemeente Noordwijk verzocht om zijn contactgegevens aan klager door te sturen. De brief luidt, voor zover relevant, als volgt:

“Het vonnis is niet geanonimiseerd en brengt op onrechtmatige schade toe aan de belangen en de persoonlijke levenssfeer van genoemde heer, het wordt kennelijk te pas en te onpas gebruikt door [verweerder sub 1] (…).

Ondergetekende trof het vonnis van [klager] aan in de producties van een uitgebrachte dagvaarding tegen ondergetekende welke in een kortgeding procedure tegen ondergetekende als voorbeeld werden gebruikt hetgeen onrechtmatig is tegenover [klager] omdat ze niet zijn geanonimiseerd. (…)”

2.5 Bij brief van 10 december 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerders.

2.6 Klager heeft bij brief van 14 december 2017 tevens een klacht over verweerders ingediend bij de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP), met het verzoek om handhavend op te treden. Bij brief van 6 juli 2018 heeft de AP aan klager bericht, voor zover relevant:

“Nu [het kantoor van verweerders] heeft aangegeven dat het een incident betreft en maatregelen heeft genomen om herhaling in de toekomst te voorkomen, bestaat naar het oordeel van de AP geen vrees voor herhaling van dit incident, zodat de AP geen aanleiding ziet om formele handhavingsinstrumenten in te zetten zoals is verzocht. In die zin wijst de AP uw handhavingsverzoek dan ook af.”

2.7 Op 20 juli 2018 heeft klager bezwaar gemaakt tegen het besluit van de AP van 6 juli 2018. Op 5 november 2018 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. De beslissing op bezwaar van de AP wordt in 2019 verwacht.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) bewust niet geanonimiseerde stukken naar de heer H. hebben verzonden om kracht bij te zetten aan beschuldigingen aan zijn adres;

b) contact zoeken met de Bank, dat er overtredingen zijn geconstateerd in verband met het Vonnis, terwijl verweerders die overtredingen zelf creëren en aanmaken om de intentie te wekken dat klager contact met de Bank zoekt.

3.2 In aanvulling op klachtonderdeel a heeft klager nog gesteld dat verweerders door het niet-geanonimiseerd gebruiken van de persoonsgegevens van klager in niet één maar meerdere rechtszaken hebben gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.

4 VERWEER

4.1 Verweerders hebben aangevoerd dat alleen verweerder sub 1 en 2 gebruik hebben gemaakt van het niet-geanonimiseerde vonnis. Het is de overige verweerders niet duidelijk waarom klager ook tegen hen een klacht heeft ingediend.

4.2 Voorts voeren verweerders aan dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door het overleggen van het niet-geanonimiseerde vonnis. In 2015, toen de gedragingen waar klager over klaagt plaatsvonden, was het geen standaardgebruik om vonnissen bij publicatie te anonimiseren. Voortvloeiend uit de openbaarheid van rechtspraak, ten behoeve van de leesbaarheid en het makkelijk kunnen onderscheiden van verschillende uitspraken, publiceerde het tijdschrift Jurisprudentie Arbeidsrecht bijvoorbeeld rechterlijke uitspraken in beginsel niet-geanonimiseerd, ook bij privacygevoelige kwesties. Dat was toen een geaccepteerde praktijk.

4.3 Verweerders voeren daarnaast aan dat zij voor een dergelijk verwijzend gebruik geen beleid hadden. Dat is nu anders: alle aan het kantoor van verweerders verbonden advocaten zijn er op gewezen dat voor de situatie dat een niet-openbaar vonnis tegen een privépersoon in een andere rechtszaak tegen een derde wordt gebruikt het vonnis dan in beginsel op de in de rechtspraak gebruikelijke wijze moet worden geanonimiseerd. Als verweerders nu eenzelfde situatie aan de hand zouden hebben, zou het vonnis zijn geanonimiseerd. Dat betekent echter niet dat verweerders in 2015 tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld, aldus steeds verweerders.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1 Verweerder sub 1 en 2 hebben erkend het vonnis te hebben overgelegd in een procedure tegen de heer H. De overige verweerders hebben verklaard het vonnis niet te hebben overgelegd of op andere wijze hebben verspreid. Nu klager zijn stelling dat ook de overige verweerders betrokken zijn bij het verspreiden van het vonnis niet nader heeft onderbouwd en geen stukken heeft overgelegd waaruit de juistheid van zijn stelling blijkt, is de raad van oordeel dat klachtonderdeel a) uitsluitend kan zijn gericht tegen verweerders sub 1 en 2. Het klachtonderdeel zal jegens de overige verweerders alleen al om die reden ongegrond worden verklaard.

5.2 Vast staat dat verweerders sub 1 en 2 het vonnis, waarin opgenomen de naam en woonplaats van klager, in niet geanonimiseerde vorm hebben overgelegd in een procedure tegen de heer H.

5.3 De raad is van oordeel dat verweerders sub 1 en 2 door het als productie overleggen van het niet-geanonimiseerde vonnis niet de gerechtvaardigde belangen van klager als bedoeld in regel 10 van de Gedragsregels 1992 hebben geschaad. Het vonnis is slechts in zeer kleine kring door verweerders sub 1 en 2 verspreid. Hoewel anonimisering mogelijk was geweest, hebben verweerders voldoende gemotiveerd aangetoond dat in 2015, ten tijde van het overleggen van het vonnis als productie, het nog regelmatig voorkwam dat gerechtelijke uitspraken niet werden geanonimiseerd, waarbij persoonsgegevens op veel ruimere schaal werden verspreid. Ook is niet gebleken dat verweerder sub 1 en 2 het vonnis nogmaals in een niet-geanonimiseerde vorm hebben overgelegd, anders dan in de procedure waarin zij namens een verzekeraar optreden tegen de heer H. Tot slot heeft klager onvoldoende gesteld op welke wijze hij in zijn belangen is geschaad door het overleggen van het vonnis. Hieruit volgt dat klachtonderdeel a) ook jegens verweerders sub 1 en 2 ongegrond is.

Ad klachtonderdeel b)

5.4 De juistheid van het verwijt dat verweerders zelf overtredingen creëren in verband met het vonnis en daarmee de intentie wekken dat klager zelf contact zoekt met de Bank, kan de raad, tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerders daarvan, niet vaststellen.

5.5 Nu klager dit klachtonderdeel op geen enkele wijze heeft geconcretiseerd en onderbouwd, dient dit klachtonderdeel bij gebreke van een feitelijke grondslag als ongegrond te worden afgewezen.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart beide klachtonderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. G. Kaaij en B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. C.C. Horrevorts als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2019.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 11 januari 2019 verzonden.