Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-11-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2018:263

Zaaknummer

18-688

Inhoudsindicatie

De voorzitter oordeelt de klacht over onvoldoende kwaliteit in de dienstverlening in de letselschadezaak van klager, kennelijk ongegrond. Dat verweerster daarnaast op enig moment telefonisch overleg met klager wilde hebben, is niet klachtwaardig en in de gegeven omstandigheden niet onbegrijpelijk geweest. kennelijk ongegrond. 

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 12 november 2018

in de zaak 18-688

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

tegen

verweerster

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 29 augustus 2018 met kenmerk Z 616066 (18-0127), door de raad digitaal ontvangen op diezelfde datum, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager is een voormalige cliënt van verweerster in een (nog) lopende letselschadezaak.

1.2    Per e-mail van 5 januari 2018 om 2:09 PM heeft verweerster aan klager om telefonisch overleg verzocht in verband met een aantal vragen en daartoe een aantal data voorgesteld.

1.3    Daarop heeft klager per e-mail van 5 januari 2018 om 3:04 PM aan verweerster geantwoord dat telefonisch contact op dinsdag 9 januari om 11:00 uur prima was, en zich daarbij afgevraagd of hij de vragen niet voor een deel via de e-mail kon beantwoorden omdat dat wel zo helder en duidelijk was.

1.4    Op 5 januari 2018 om 5:29 PM heeft verweerster aan klager laten weten dat zij hem op dinsdag 9 januari 2018 om 11.00 uur zou bellen omdat het handiger was om haar vragen telefonisch met klager te bespreken.

1.5    Telefonisch hebben klager en verweerster op 9 januari 2018 de vragen van verweerster met elkaar besproken.

1.6    Per e-mail van 11 januari 2018 om 7:46 PM heeft klager zich bij verweerster, samengevat weergegeven, beklaagd over de noodzaak van voornoemd telefoongesprek terwijl hij juist voorkeur had voor contact per e-mail en haar aangesproken op de in zijn ogen beledigende en onbeschofte wijze waarop zij dat gesprek met hem heeft gevoerd. Voorts heeft hij haar laten weten niet meer mee te gaan naar het gesprek op 17 januari 2018.

1.7    Per e-mail van 16 januari 2018 om 15:09 uur heeft klager bij verweerster zijn dossier opgevraagd voor zijn nieuwe advocaat en in die e-mail voorts gemeld:

“Jammer, ik vond, en vind, u vakinhoudelijk een goede advocaat. De sociale en morele factoren spelen echter een grotere rol. Neem bijvoorbeeld een extreem geval als Adolf Hitler. Een enorm groot orator en geweldig effectieve staatsman. Het probleem was zijn moreel en sociale inzichten. Alvast bedankt voor de samenwerking.”

1.8    Diezelfde dag heeft verweerster aan klager per e-mail verzocht naar welk adres zij zijn dossier kon sturen.

1.9    Klager heeft per e-mail van 17 januari 2018 om 19:43 uur aan de klachtenfunctionaris van het kantoor van verweerster onder meer opheldering gevraagd over de wijze van communicatie door verweerster en haar grensoverschrijdende gedrag. De klachtenfunctionaris heeft daarop afwijzend geantwoord.

1.10    Bij e-mail van 16 april 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    tekort te schieten in de nodige zorg in de dienstverlening jegens klager, waardoor de letselschadezaak van klager onnodig is vertraagd;

b)    in weerwil van klager er (toch) op te staan drie eenvoudige vragen per telefoon te stellen;

c)    tijdens dat telefoongesprek, zonder aanwijsbare reden, enorm onbeschoft te zijn;

d)    niet inhoudelijk te reageren op schriftelijke vragen van klager.

 

3    VERWEER

3.1    Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerster bij de bespreking van de klacht aan de orde.

 

4    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Verweerster stelt dat haar niet bekend is waarop klager baseert dat zij zou zijn tekortgeschoten in de behandeling van zijn zaak en waarom daardoor onnodige vertraging is veroorzaakt in zijn zaak. Volgens verweerster heeft zij de zaak voortvarend behandeld en - tot deze klachtzaak - nimmer klachten van klager daarover ontvangen.

4.2    Het verwijt van klager dat verweerster is tekortgeschoten in haar dienstverlening jegens hem is naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende met concrete feiten onderbouwd. Ook overigens valt dit verwijt niet te rijmen met de positieve e-mail van klager van 16 januari 2018 aan verweerster over haar goede werk als advocaat.

4.3    Nu de feitelijke grondslag aan dit klachtonderdeel ontbreekt, wordt klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond geoordeeld.

Ad klachtonderdelen b) en c)

4.4    Volgens verweerster had klager haar laten weten dat hij op korte termijn voor langere tijd naar het buitenland wilde gaan en zijn zaak daarom zo snel mogelijk wilde afwikkelen. In dat verband wilde verweerster spoedig advies aanvragen bij haar medisch adviseur. De enkele vragen die zij aan verweerder wilde stellen wilde zij bij voorkeur telefonisch, en daarmee efficiënter dan per e-mail met klager mogelijk was, met hem bespreken. Op 17 januari 2018 stond bovendien een gezamenlijk bezoek aan klager gepland met Achmea en om tijdens dit gesprek de belangen van klager goed te kunnen behartigen, was snelle en gedegen beantwoording van haar vragen door klager van belang, aldus verweerster.

4.5    Dat verweerster per se telefonisch contact met klager wilde hebben in verband met een aantal vragen van haar, is naar het oordeel van de voorzitter als zodanig niet klachtwaardig en was in de door haar geschetste omstandigheden ook niet onbegrijpelijk. Dat zij in dit telefoongesprek enorm onbeschoft is geweest, zoals klager stelt, is door verweerster weersproken en door klager vervolgens niet verder onderbouwd, zodat dit niet kan worden vastgesteld.

4.6    Niet valt in te zien in hoeverre in deze aan verweerster dan ook een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De klachtonderdelen b) en c) worden dan ook kennelijk ongegrond geoordeeld.

Ad klachtonderdeel d)

4.7    Verweerster stelt dat zij ten tijde van de ontvangst van de e-mail van 16 januari 2018 van klager nog geen gelegenheid had gehad om te reageren op diens e-mail van 11 januari 2018. Gezien de beledigende inhoud van de e-mail van klager van 16 januari 2018 achtte zij het daarna niet zinvol om op de e-mail van 11 januari 2018 inhoudelijk nog verder met klager te communiceren.

4.8    Uit het dossier is de voorzitter bovendien gebleken dat zowel verweerster als de klachtenfunctionaris nadien wel met klager hebben gecommuniceerd. Dat daarin niet stond wat klager kennelijk van verweerster wilde horen, kan verweerster tuchtrechtelijk niet worden verweten. Een feitelijke grondslag ontbreekt aan dit verwijt, zodat ook klachtonderdeel d) kennelijk ongegrond wordt geoordeeld.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht in alle klachtonderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 12 november 2018.

 

griffier                                                   voorzitter

 

Verzonden d.d. 12 november 2018.