Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-10-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2018:265

Zaaknummer

17-1065

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond. Verweerder heeft met zijn handelwijze in het familierechtelijk geschil tussen klager en zijn cliënte niet jegens klager de grenzen van het betamelijke overschreden.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 29 oktober 2018

in de zaak 17-1065

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 9 april 2018 op de klacht van:

 

klager

tegen

verweerder

 

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 1 juni 2017 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 21 december 2017 met kenmerk 51/17/046, door de raad ontvangen op 27 december 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 9 april 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op diezelfde datum is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 29 april 2018, door de raad ontvangen op 7 mei 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 28 september 2018 in aanwezigheid van verweerder. Klager is, met kennisgeving vooraf, niet verschenen.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 29 april 2018.

 

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

 

3.    VERZET EN VERWEER

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

a)    ten onrechte is de voorzitter in 4.3 uitgegaan van het feit dat tussen de echtelieden de hoofdverblijfplaats van of de zorgregeling over de kinderen al tussen hen ter sprake was gekomen, hetgeen niet het geval was. Volgens klager is op grond daarvan en aldus ten onrechte geconcludeerd dat het niet was gelukt om met klager tot overeenstemming te komen. Ofwel verweerder is door zijn cliënte onjuist over de werkelijke gang van zaken geïnformeerd, dan wel heeft verweerder de orde van advocaten daarover onjuist ingelicht;

b)    ten onrechte heeft de voorzitter in 4.3 overwogen dat verweerder heeft getracht in goed overleg telefonisch tot afspraken met klager te komen en dat dat niet is gelukt. Van enig overleg is geen sprake geweest, aangezien verweerder in zijn telefoongesprek met klager heeft volstaan met de kale mededeling dat hij namens zijn cliënte de rechtbank om een voorlopige voorziening ging vragen.

c)    ten onrechte heeft de voorzitter geen rekening gehouden met de situatie dat verweerder de tot dat moment plotselinge maar conflictloze echtscheiding tussen de echtelieden heeft gejuridiseerd en volledig heeft laten escaleren, waardoor deze zich nog altijd in een impasse bevindt.

3.2    Verweerder heeft ter zitting het standpunt van klager weersproken en toegelicht in opdracht van zijn cliënte te hebben gehandeld en op basis van de door haar aangedragen feiten. Het kan hem tuchtrechtelijk ook niet worden aangerekend dat zijn cliënte heeft besloten tot echtscheiding over te gaan met klager.

 

4.    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Daar komt bij dat de raad de juistheid van het verwijt van klager dat juist verweerder niet tot minnelijk overleg bereid was en meteen wilde procederen, tegenover de betwisting daarvan door verweerder, niet kan vaststellen.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. M.L.C.M. van Kalmthout, G.W. Brouwer, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier  en uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2018.

 

griffier                                                                     voorzitter

 

Verzonden d.d. 29 oktober 2018.