Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-01-2019

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2019:16

Zaaknummer

18-617/DB/LI

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft verzuimd tijdig beroep in te stellen, ten gevolge waarvan het beroep van klager niet-ontvankelijk is verklaard. Gegrond. Waarschuwing. Kostenveroordeling.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 28 januari 2019

in de zaak 18-617/DB/LI

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klager

 

 

tegen:

 

 

verweerster

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij e-mail van 16 maart 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerster.

1.2      Bij brief aan de raad van 8 augustus 2018 met kenmerk K18-043 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 december 2018 in aanwezigheid van klager en verweerster.  Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 8 augustus 2018, met bijlagen.

 

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

                          2.1     Verweerster heeft klager bijgestaan in diens geschil met de gemeente W over de terugvordering van een door klager genoten bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenverplichting en een hiervoor opgelegde boete.

                          2.2     Klager heeft verweerster opdracht gegeven om hoger beroep in te stellen tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, d.d. 16 november 2017. Verweerster heeft vervolgens twee beroepschriften opgesteld: één beroepschrift ter zake het besluit tot terugvordering en één beroepschrift ter zake het besluit tot oplegging van een boete.

                          2.3     Op 28 december 2017 om 16.57 uur, derhalve tijdig, is het beroepschrift ter zake het besluit tot oplegging boete per fax verzonden aan en ontvangen door de Centrale Raad van Beroep (hierna: “CRvB”).

                          2.4     Op 29 december 2017 om 9.33 uur, derhalve één dag te laat, is het beroepschrift ter zake het besluit tot oplegging terugvordering per fax verzonden aan en ontvangen door de CRvB.

                          2.5     Verweerster was wegens vakantie van 29 december 2017 tot begin januari 2018 niet op kantoor aanwezig. Na terugkomst van vakantie heeft verweerster kennis genomen van een brief van de CRvB d.d. 29 december 2018 waarin werd bevestigd dat in de kwestie ter zake het besluit tot oplegging van de boete de beroepstermijn was overschreden, nu het beroepschrift op 29 december 2017 was ontvangen.

                          2.6     Bij e-mail d.d. 12 januari 2018 heeft verweerster klager van de inhoud van de brief van de CRvB op de hoogte gesteld. Verweerster heeft klager gewezen op de mogelijkheid om haar aansprakelijk te stellen voor het feit dat het beroepschrift niet door de CRvB in behandeling was genomen. Verweerster heeft tevens haar excuses aangeboden.

                          2.7     Bij brief d.d. 18 januari 2018 heeft klager verweerster aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden en nog te lijden schade. De aansprakelijkstelling is doorgeleid naar de beroepsaansprakelijkheids-verzekeraar van verweersters kantoor. Bij brief d.d. 15 februari 2018 heeft de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van verweerster klager bericht dat het hoger beroep geen reële kans van slagen had, zodat een beroepsfout van verweerster geen schade voor klager tot gevolg heeft gehad.  

                 2.8     Bij uitspraak van 20 februari 2018 heeft de CRvB het hoger beroep ter zake het besluit tot terugvordering niet-ontvankelijk verklaard. Klager heeft van de mogelijkheid tot verzet geen gebruik gemaakt.

                 2.9     Bij brief d.d. 24 april 2018 heeft de gemeente W klager verzocht om met ingang van de maand mei 2018 te starten met betaling van een bedrag van € 125,-- per maand ter aflossing van de terugvorderingsschuld.

 

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij

                                    te laat hoger beroep heeft ingesteld van een beslissing van de rechtbank inzake terugvordering bijstand, terwijl de kans van slagen in hoger beroep volgens haar mededeling hoog zou zijn geweest.

                          3.2    Toelichting:

                          Verweerster heeft verzuimd het beroepschrift tijdig in te dienen, ten gevolge waarvan klager niet-ontvankelijk is verklaard. Verweerster had gezegd dat het instellen van hoger beroep een grote kans van slagen had. Klager heeft hierdoor schade geleden, nu hij een bedrag aan de gemeente moet terugbetalen.

 

4          VERWEER

4.1     Verweerster betreurt de termijnoverschrijding. Het beroepschrift ter zake het besluit tot terugvordering is inderdaad een dag te laat ingediend, met niet-ontvankelijkheid als gevolg. Verweerster heeft op de laatste dag voor haar vakantie aan het secretariaat gevraagd om in de zaak van klager twee beroepschriften te verzenden. Er is slechts één beroepschrift correct verzonden. Het is verweerster niet duidelijk wat er is mis gegaan. Het secretariaat kwam de volgende ochtend tot de ontdekking dat een beroepschrift niet was verzonden en heeft het beroepschrift toen direct alsnog verzonden. Na terugkomst van vakantie heeft verweerster gezien dat het beroepschrift te laat was ingediend.  Verweerster heeft niet onzorgvuldig gehandeld, nu zij klager heeft geïnformeerd over de te late indiening, hem heeft gewezen op de mogelijkheid om het kantoor aansprakelijk te stellen en hem haar excuses heeft aangeboden. Verweerster heeft klager wel geadviseerd om hoger beroep in te stellen, maar zij heeft nooit gezegd dat het hoger beroep een grote kans van slagen zou hebben. Verweerster heeft haar advies over de kans van slagen van het hoger beroep niet schriftelijk vastgelegd.

 

5          BEOORDELING

5.1     De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in art. 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes -zoals over procesrisico en kostenrisico - waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat dienaangaande heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoren het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. De cliënt dient door de advocaat te worden gewezen op de proceskansen en het kostenrisico in zijn zaak. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaven beoordelen.

 

5.2     Vast staat dat klager aan verweerster de opdracht had verstrekt om hoger beroep in te stellen en dat verweerster het beroepschrift te laat heeft ingediend, ten gevolge waarvan klager niet-ontvankelijk is verklaard in diens beroep. Het verweer van verweerster dat zij niet onzorgvuldig heeft gehandeld, nu zij klager heeft geïnformeerd over de te late indiening, hem heeft gewezen op de mogelijkheid om het kantoor aansprakelijk te stellen en hem haar excuses  heeft aangeboden, snijdt naar het oordeel van de raad geen hout. Verweerster had er op moeten toezien dat de beide door haar opgestelde beroepschriften tijdig zouden worden verzonden aan de CRvB.  Verweerster heeft betwist dat zij tegen klager heeft gezegd dat het hoger beroep een grote kans van slagen had. Ook dit verweer kan verweerster niet baten, nu verweerster naar eigen zeggen haar advies ter zake de kans van slagen van het hoger beroep niet schriftelijk aan klager heeft bevestigd. De gevolgen van het niet schriftelijk vastleggen van het advies over de proceskansen komen voor risico van verweerster. Voorts heeft verweerster klager naar eigen zeggen geadviseerd om hoger beroep in te stellen, waarna klager verweerster opdracht daartoe heeft gegeven, zodat op verweerster de verplichting rustte om voor tijdige indiening van het beroepschrift zorg te dragen. Door dit na te laten heeft verweerster naar het oordeel van de raad onzorgvuldig jegens klager gehandeld. Hiervan kan verweerster een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

 

5.3     Op grond van het voorgaande komt de raad tot de conclusie dat de klacht gegrond is.

 

 

6        MAATREGEL

6.1     Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat zij heeft verzuimd tijdig beroep in te stellen, ten gevolge waarvan het beroep van klager niet-ontvankelijk is verklaard. De raad acht een waarschuwing een passende maatregel.

 

7        GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

                 7.1     Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

                 7.2     Nu de raad aan verweerster een maatregel oplegt, zal  de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a)    € 50 reiskosten van klager;

b)    € 750 kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten; 

c)    € 500 kosten van de Staat. 

 

                               7.3     Verweerster moet het bedrag van € 50 reiskosten binnen vier weken  nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden betalen aan klager. Klager geeft tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk door aan verweerster.

                         

                               7.4     Verweerster moet het bedrag van € 750 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer.

 

                               7.5     Verweerder moet het bedrag van € 500 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer NL 05 INGB 0705 003981 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “Tuchtrechtelijke kostenveroordeling advocatuur, DGRR” en het zaaknummer.

 

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:       

 

                               -               verklaart de klacht gegrond;

;

-      legt aan verweerster op de maatregel van waarschuwing;

 

-      veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50 aan klager;

 

-      veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50 aan klager op de wijze en binnen de termijn als boven onder 7.3  bepaald;

 

-      veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 750 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4;

 

-      veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 500 aan de Staat, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.5.

 

 

Aldus beslist door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. J.B. de Meester, H.C.M. Schaeken , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 januari 2019.

 

 

 

 

Griffier                                                            Voorzitter