Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-12-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2018:290
Zaaknummer
18-314
Inhoudsindicatie
Het betreft een klacht van een advocaat tegen een collega-advocaat. Deze zou zich onnodig grievend hebben uitgelaten over klaagster op de website van een online krant, waarin wordt gesuggereerd dat klaagster ondeskundig is. De raad is van oordeel dat de tekst op de website voor rekening van de journalist komt en niet klachtwaardig is nu verweerder heeft gesteld dat zijn bewoordingen niet juist zijn weergegeven.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 17 december 2018
in de zaak 18-314
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
gemachtigde: mr. [ ]
tegen
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 2 november 2016 heeft klaagster bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 26 april 2018 met kenmerk 2016 KNN154, door de raad ontvangen op 30 april 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 oktober 2018 in aanwezigheid van klaagster en haar gemachtigde en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- het van de deken ontvangen dossier.
- de brief van klaagster aan de raad van 4 oktober 2018 met de daarin genoemde bijlage.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klaagster is hippisch advocaat en stond haar cliënte, mevrouw W. (hierna: W.) bij in een procedure over het dressuurpaard R. (hierna: het paard).
2.3 W. was samen met de besloten vennootschap A.H. B.V. (hierna: AH) ieder voor 50% eigenaar van het paard. In de samenwerkingsovereenkomst was opgenomen dat W. het paard verzorgde, trainde en op wedstrijden uitbracht en dat AH een aantal kosten betaalde.
2.4 Namens W. heeft klaagster in kort geding tegen AH vervangende rechterlijke toestemming gevraagd voor een operatie aan het rechter voorbeen van het paard en betaling gevorderd van achterstallige stallingskosten. AH werd in deze procedure bijgestaan door een advocaat.
2.5 Vervolgens heeft klaagster namens W. in een bodemprocedure verdeling van het paard geëist met toedeling aan W. Klaagster heeft in deze procedure schadevergoeding gevorderd in verband met waardevermindering van het paard na een positieve buigproef. AH werd in deze bodemprocedure bijgestaan door verweerder.
2.6 Op 7 juli 2016 heeft verweerder beslag tot afgifte gelegd op het paard en het paard in gerechtelijke bewaring genomen. Tijdens de bewaring is bij gelegenheid van een aankoopkeuring wederom een buigproef gedaan. Dit keer was de buigproef negatief.
2.7 Bij vonnis van 11 juli 2016 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Oost-Brabant de vordering van W. tot opheffing van het beslag en de bewaring afgewezen.
2.8 Over de prestaties van het paard als ook over de juridische aangelegenheden als het beslag en het kort geding is gepubliceerd op Horses.nl, een online krant.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld doordat hij onmiddellijk na het vonnis van 11 juli 2016 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Oost-Brabant Horses.nl heeft geïnformeerd over de uitkomst van het kort geding en zich daarbij over klaagster als volgt heeft uitgelaten:
“Bovendien interpreteerde deze advocaat (bedoeld wordt: klaagster-raad) het begrip ‘positieve buigproef’ als iets gunstigs. Ik denk dat het goed is dat het paard niet terugkeert naar iemand die dit soort dingen zegt.”
Verweerder heeft zich hiermee willens en wetens onnodig grievend over klaagster uitgelaten als bedoeld in gedragsregel 31 (gedragsregels 1992). De beroepshouding van verweerder getuigt niet van een vertrouwen en welwillendheid (gedragsregel 17 van de gedragsregels 1992).
Toelichting
Het paard heeft blijvende schade opgelopen aan zijn rechter voorbeen omdat operatie te lang is uitgebleven. Dit kwam tot uiting in de positieve buigproef. Omdat dit bij aankoopkeuring tot gevolg heeft dat het paard wordt afgekeurd en niet verkoopbaar is, is er sprake van waardevermindering van het paard. Dit is door klaagster in de bodemprocedure aan de orde gesteld.
De tweede buigproef op initiatief van verweerder was in tegenstelling tot de eerste buigproef negatief. Klaagster heeft deze gunstige uitslag als verweer in het kort geding gebruikt waarin opheffing van het beslag was gevorderd. Hoewel het paard goed uit de keuring was gekomen met een negatieve buigproef, liep het daarna enigszins kreupel, zodat de voorzieningenrechter bij vonnis van 11 juli 2016 de opheffingsvordering van W. toch heeft afgewezen.
Gelet op het standpunt van klaagster in de bodemprocedure, waarbij de schadeclaim was verbonden aan de positieve buigproef en haar verweer tijdens het kort geding, waarbij aangesloten werd bij het bestaan van een negatieve buigproef, wist dan wel kon verweerder weten dat klaagster een positieve buigproef als allesbehalve gunstig interpreteerde.
Toch heeft verweerder de pers laten publiceren dat klaagster een positieve buigproef gunstig vindt en het kort geding om die reden niet zou hebben gewonnen. Door dat te doen heeft verweerder klaagster neergezet als onkundige hippische advocaat. Horses.nl is een online krant die dagelijks het laatste hippische nieuws brengt en volgens de website een bereik heeft van circa 200.000 bezoekers. In de hippische wereld was algemeen bekend dat klaagster in deze zaak W. als advocaat bijstond. Klaagster is pas na de publicatie om een reactie gevraagd door Horses.nl. De reactie van klaagster is pas later geplaatst en wel op de tweede bladzijde waardoor het voor de lezers minder opvalt.
4 VERWEER
4.1 Verweerder houdt zich als advocaat bezig met hippische zaken. In september 2015 is verweerder door AH benaderd met het verzoek om rechtsbijstand in de bodemprocedure over de verdeling van het paard.
4.2 Bij het kort geding van 8 juli 2016 heeft klaagster getracht om de voorzieningenrechter op een dwaalspoor te zetten door te beweren dat een positieve buigproef niet per definitie als ongunstig moet worden beschouwd, met als doel opheffing van het beslag te bewerkstelligen. Deze bewering van klaagster wordt bevestigd door AH en een bij de zitting als toehoorder aanwezige gerechtsdeurwaarder. Eerder had klaagster in de bodemprocedure gesteld dat het paard kreupel zou zijn. De voorzieningenrechter heeft in het vonnis van 11 juli 2016 gewezen op de stellingen van klaagster. Onder verwijzing naar de meest recente verklaring van 8 juli 2016 van de dierenarts L. aan verweerder, waarin wordt bevestigd dat het paard kreupel is, heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van de cliënte van klaagster, afgewezen.
4.3 In deze kwestie is door W. en later ook door klaagster voortdurend via de pers en facebook de publiciteit gezocht, ook via Horses.nl. Op verzoek van zijn cliënte, AH, heeft verweerder na het vonnis van 11 juli 2016 de pers te woord gestaan en gemeld blij te zijn met de uitspraak, die vooral in het belang van het paard was. Bij een positieve buigproef is er, in tegenstelling tot wat klaagster stelt, een veterinair probleem. Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat hij aan de pers heeft gemeld dat hij blij was dat het paard niet terug hoefde naar iemand die zelf stelt dat het paard kreupel is, maar er wel een wedstrijd op wil rijden. Dat ziet op W, niet op klaagster. Er zijn door verweerder geen mededelingen gedaan waarvan hij wist althans behoorde te weten dat die onwaar zijn. De naam van klaagster heeft hij niet genoemd en ook haar deskundigheid heeft hij niet in twijfel getrokken.
5 BEOORDELING
5.1 Verweerder wordt verweten dat hij heeft gebeld met de pers en daarbij onnodig grievende uitlatingen heeft gedaan jegens klaagster.
5.2 De raad stelt vast dat het citaat op Horses.nl zoals weergeven onder 3.1 enigszins afwijkt van de bewoordingen van verweerder, zoals hierboven onder 4.3. weergegeven. Verweerder heeft uiteengezet dat zijn uitlatingen verband hielden met de tegenstrijdigheid in de stellingen van klaagster in de verdelingszaak ten opzichte van die in het kort geding ingenomen waren. De door verweerder weergegeven versie van wat hij tegen de journalist heeft gezegd en waarvan klaagster niet heeft aangetoond dat die onjuist is, is, naar het oordeel van de raad, niet onnodig grievend jegens klaagster. Verweerder heeft verwezen naar de eigenaar van het paard en niet naar klaagster. Gelet op de verklaring van verweerder ter zitting kan de tekst op Horses.nl verweerder niet worden verweten. Dat is de tekst van de journalist. Evenmin is komen vast te staan dat verweerder zelf de pers heeft gebeld. Zelfs al zou de weergave van het gesprek zoals geplaatst op Horses.nl juist zijn, dan is dat, naar het oordeel van de raad, niet klachtwaardig, gelet op de toon van het debat tussen partijen waarbij scherpe bewoordingen en verwijten niet zijn vermeden. Daar komt nog bij dat klaagster de gelegenheid heeft gehad weerwoord te geven, zoals zij zelf in haar klachtbrief van 2 november 2016 heeft gesteld. Hoewel dat een paar dagen na de publicatie van de litigieuze tekst was, heeft zij wel haar visie kunnen geven. De klacht is ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, A.H. Lanting, E.A.C. van de Wiel, M.J.J.M. van Roosmalen, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 december 2018.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 17 december 2018.